a l l e o v e r i g e g r o o t e Z e eme e u w e n d oor z i j ne wi t t e
s l a g p e n n e n t e o n d e r s c h e i d e n .
Broedt in de Noordpoollanden; komt in den winter in
Noorwegen zuidelijk tot 59° N. Br., tamelijk menigvuldig
aan de kusten van Groot-Brittanje, zeer zelden aan onze
kust en de Noordkust van Duitschland.
Ile Vlantelmeeuw. Larus marlnns.
L i n n ., p. 225, n«. 6. ~ T e m m ., I I , 760; IV, 471. —
B u e e ., Enl. 2 6 6 , 990. — N o z e m . en S e p p , V, 441. —
N a u m ., pl. 268. — G o u l d , pl. 430.
Ge h e e l e l e n g t e 24". V l e u g e l s 17}". S t a a r t 6}".
Bek hooggeel, aan den hoek der onderkaak eene hoogroode
vlek; bij de jongen grijszwart; in den overgang vleeschkleurig.
Mondopening bij de ouden oranjegeel. Oogen citroengeel,
bi] de jongen bruin. Oogkring rood. Pooten bleek
vleeschkleurig.
Ke n n e l i j k a a n h a r e g r o o t t e en in d e n o u d e n
l e e f t i j d a an d e n l e i z w a r t e n mant e l . In den jongen
leeftijd nagenoeg als de jonge Zilvermeeuw, maar de vlekken
donkerder.
Oud: W it; rug en vleugels leizwart; de groote slagpennen
zwart; maar alle slagpennen en de laatste schoudervederen
aan het einde wit.
Jong; Alle vederen en pennen bruin met vuil grijswitte
zoomen.
597
Bewoont de koude eu daaraan grenzende streken vau het
noordelijk halfrond. Broedt op onze du in en , aan de Noordkust
van Denemarken, in geheel Scandinavië, van Schonen
to t aan de IJszee en zelfs binnen ’s lands aan het Weuern-
Meer. Van September tot Maart tamelijk talrijk aan de
zuidkusten der Noord- en Oostzee; somtijds ook binnen
’s lands tot Zwitserland. Zij maakt haar nest op de toppen
der duinen, uit gras of andere planten. Het bevat, in de
maand Mei, 3 olijfgroene, met grijs en bruin gevlekte eijeren,
welke in grootte de ganzeneijeren evenaren. Beide seksen
broeden afwisselend, vier weken lang.
Ile Kleine niantelmeeuw. Larus fascus.
L i n n ., p. 2 25, n«. 6. — Larus flavipes, M e y e r u. W o lf ,
Taschenb., I I , p. 469. — Temm., I I , 767 ; IV, 471. — Naum.,
pl. 267. — Go u ld , pl. 431.
G e h e e l e l e n g t e 21". V l e u g e l s 17". S t a a r t 5}".
Kl e u r v o l ko me n als bij de M an t e l m e e u w , ma a r
de p o o t e n g e e l a c h t i g , en h i e r d o o r , zoo al s d o o r
de m i n d e r e g r o o t t e g e ma k k e l i j k van de v o o r g
a a n d e t e o n d e r s c h e i d e n .
Verbreiding als bij de Mantelmeeuw, broedt zelfs aau
de kusten van Groot-Brittanje, maar, zoo als het schijnt,
niet aan de onze, alwaar zij gewoonlijk in September aankomt
en doortrekt, terwijl er enkele, meest jonge voorwerp
en , den geheelen winter overblijven.