f ,
I f
tIMMi
Me Scharrclaar. Loräcias garrula.
Die Racke. Le rollier.
L in n . , p. 159, I. — Temm., I , 127; I I I , 72. — B u f e . ,
Enl. 486. — N a um . , pl. 60. — G o u l d , pl. 60.
G e h e e l e l e n g t e 12". V l e u g e l s 7}". S t a a r t 4}";
het buitenste paar pennen een weiuig langer dan de overigen.
Bek zwartachtig. Pooten bruinachtig geel. Oogen donkerbruin.
H o o f d k l e u r wi t a c h t i g g r o e n b l a a u w . Bo v e n r u g ,
s c h o u d e r v e d e r e n en binnenste kleine slagpennen eenigzins
vaal r o e s t k l e u r i g . S c h o u d e r s eu s t u i t d o n k
e r b l a a uw. S l a g p e n n e n b l a a uw zwa r t . S t a a r t p e n n
e n , a a n de w o r t e l h e l f t zw a r t b l a a u w ; het middelste
paar somber bruingroen.
.Deze fraaije vogel bewoont het gematigde en warme E u ropa,
komt ook in het gematigde Siberië, in Bengalen en
Klein-Azië voor, en trekt in het najaar, dikwijls reeds op
het einde van Julij naar Noord-Afrika. Hij gaat in Scandinavië
noordelijk tot 61°. Hij behoort intusschen onder de
vogels, die niet in grooten getale voorkomen, en in vele
streken ontbreken. In de Krim is hij zeer menigvuldig gedurende
den broedtijd. Hij is ook vrij algemeen in het
Mecklenburgsche en in Pommeren; en werd nestelende, ofschoon
zeer enkel, in het Munstersche en Hanoversche, in
België en Denemarken aangetroffen. In ons land werd hij slechts
eens, en wel bij Wassenaar waargenomen en gedood. Hij
houdt zieh vooral in berken bosschen, in drooge streken, op
Zijn stemgeluid doet aan dat der eksters denken. Hij voedt
zieh met sprinkhanen en allerlei andere insekten, met wormen
en kleine kikvorschen. Men vindt zijn nest acht voet
en hooger van den grond in boomholen, waarin hij stelen
eu worteltjes van planten, haren en vederen brengt. Het
bevat 4 tot 5 , glanzig witte eijeren. Het wijfje zit bij het
broeden zoo vast op het nest, dat men haar met de hand
kan grijpen.
UE KlIAAIVOGELS. CORVÏNAE.
De Kraaivogels zijn k r a c h t i g van ma a k s e l , en hebben
eenen k r a c h t i g e n s na ve l , die even lang of korter
is dan de kop, regt of een weinig gekromd, naar voren
zamengedrukt, met de punt min of meer afhellend en aan
weêrszijde veelal ingekorven. De n e u s g a t e n zijn d o o r
s t i jve b o r s t e l v e d e r e n b e d e k t . De pooten en nagels
zijn krachtig, en de voetwortels zijn van voren met eeue
rij van schilden, aan weêrszijde met een doorloopend schild
bekleed. De vleugels zijn bij deu eenen lang, bij den anderen
tamelijk k o rt; zij zijn van tien slagpennen voorzien. De
staart heeft veelal dc lengte van den romp, is echter bij
sommigen aanzienlijk verlengd. Velen ziju zwart van kleur;
anderen bruin of zelfs blaauw. Huntie s t e m is on a an ge