r
í ■ •4S"n .
i' -
■■ ' ■£.;.
. ■-A'' :.Í4: ■ ■
' , 5 :: :4
Yarrell, Trans. Linn. Soc., X V I, p. 445. — Jard. u.
Selby, Zool. Illustr., pl. 95. — L. isfawÄcwÄ, Brehm, Naturg.,
p. 832. — C. americänus, Ahd.? — Temm., IV, 527. C.
melanorhinus, N ahm., pl. 297. — Gould, pl. 356.
G e h e e l e l e n g t e 40". V l e u g e l s 19". S t a a r t 6}".
Het geheele dier, luchtpijp, getal der staartpennen, kleur
en alles als bij de voorgaande soort, maar standvastig kleiner, het
geel en zwart van den bek scherp begrensd, het zwart steeds
naar achteren ver over de neusgaten reikende en als eene streep
langs den zijrand der kaak loopende; bij het wijfje halvemaanswijze
opwaarts klimmende, bij het mannetje buitendien
opden rug van den bek tot aan het voorhoofd voortloopende,
zoodat het geel beperkt is tot eene groote vlek aan weers^
zijde van den bek.
Broedt langs de zeekust in het Arktische Amerika tot
IJ s la n d , en waarschijnlijk ook in Siberie. Op den trek in
kleinen getale in vele streken van Europa en ook in ons
land waargenomen. Nest zeer groot. Eijeren kleiner dan
bij de Wilde zwaan, en bruinachtig wit.
DE EENDEN. ANAS.
De Eenden zijn, in het algemeen genomen, kleiner dan
de Zwanen en Ganzen. Haar v o e t w o r t e l is k o r t , van
v o r e n me t s c h i l d e n , voor het o v e r i g e me t k l e i n e r e
z e s h o e k i g e p l a a t j e s b e d e k t . De bek is naar voren
niet zelden verbreed, en zoo als bij de Zwanen, langs de
529
zijranden, van binnen van dwarsplaatjes voorzien. Hare
p o o t e n s t a a n t ame l i j k of z e e r ve r n a a r a cht e r en.
De hals is van middelmatige lengte. De oude mannetjes zijn ,
hetzij het geheele jaar, hetzij een gedeelte daarvan, meestal
veel fraaijer van kleur dan de jongen en de oude wijfjes. De
Eenden vliegen schielijk en met veel gedruisch. Zij zijn over
de geheele wereld verbreid, en vormen twee groote onderafdeelingen,
te weten die der Zwemeenden en die der Duik-
eenden, of in andere woorden: Eenden zonder, en Eenden
met een zoomvlies aan den duim.
A. DE ZWEMEENDEN.
Deze zijn de Eenden, z o n d e r een z o omv l i e s a an den
a c h t e r t e e n . Haar r omp is l a n g w e r p i g , en wordt bij
h e t l oopen nagenoeg h o r i z o n t a a l gedragen. De kleine
s l a g p e n n e n zijn veelal m e t e e n e n grooten, groen- of
blaauwachtigen band, Spi ege l genoemd, versierd. Het kleed
der jongen van beide seksen en van het oude wijfje
hebben onderling veel overeenkomst en zijn eenvoudig; en
ook de oude mannetjes krijgen na de ruijing dit eenvoudige
kleed, hetwelk echter, reeds eenige maanden later, plaats
maakt voor het prachtkleed, hetgeen zij tot de ruijing in
het volgende najaar dragen.
De Zwemeenden leven op meren, rivieren en moerassen,
en houden zich bij voorkeur aan oevers op, die met planten
begroeid zijti, Haar voedsel bestaat in waterplanten.