streken. Hij vertoeft bij ons van het begin van April tot
het einde van Augustus. Hij houdt zieh gaarne längs de
boschkanten, op boomen, heggen of struiken op, en broedt
zelfs in buitentuinen of boomgaarden. In de provincie Holland
vindt men hem voornamelijk, maar in kleinen getale
en slechts hier en daar, op de begroeide duingronden. Hij
houdt zieh gaarne in de laagte op, is zeer vlug en behendig,
laat zijnen klapperenden loktoon, en zijnen niet on-
aangenamen, uit schielijk opeenvolgende toonen bestaanden
zang veelal van de lage takken der boomen hooren, en zet
zijn witte keel daarbij uit. Zijn voedsel bestaat uit allerlei
rupsen en kleine insekten, en hij eet ook gaarne beziën en
andere sappige vruchten, zoo als kersen. Men vindt zijn
nest in heggen, struiken, somtijds zelfs op boomen, tot de
hoogte van tien voet van den grond. Het is zoo veel mogelijk
verborgen, en uit worteltjes, kleine grashalmen, of steel-
tjes van planten gemaakt, en met varkens- of paardeharen
bekleed. Het bevat veelal 5 , zelden 4 of 6 , witte, raet
vlekjes of schrapjes van allerlei vale tinten geschakeerde of
gemarmerde eijeren.
DE BOSCHZANGERS. FICEDÜLA.
De Boschzangers zijn Zangers van eene g r oen- of gr i j s a
c h t i g e , van o n d e r e n wi t t e o f g e e l a c h t i g e kl eur ;
met eenen in het midden f l a a uw i n g e s n e d e n e n , of
f l a a uw a f g e r o n d e n s t a a r t ; zwa k k e maar e e n i g z i n s
h o o g e p o o t e n ; een s l a n k l i g c h a a m ; een g e r e k t
v o o r h o o f d ; en eenen v a n a c h t e r e n p l a t t e n , en
hier min of meer v e r b r e e d e n snave l . Zij l e v e n op
b o ome n ; voeden zieh van insekten; n e s t e l e n op den
g r o n d o f i n h e e s t e r s of ook op de lage takken der boomen;
bieden, volgens de sekse, den leeftijd en het jaargetijde,
weinig uiterlijk onderscheid en zijn trekvogels. Dit
aan soorten niet zeer talrijke geslacht is over vele deelen
van den aardbol verspreid.
De hiertoe behoorende soorten vormen intusschen twee
ondergeslachten, te weten: dat der Eigenlijke boschzangers
en dat der Spotvogels. Over beide kan men nazien mijn
// Memoire sur les pouillots” , geplaatst in de Bij dragen tot
de Dierkunde uitgegeven door het Zoologisch Genootschap te
Amsterdam, deel I , bladz. 21 en verv., met eene dubbele
plaat.
DE EIGENLIJKE BOSCHZANGERS. FICEDULA.
Hiertoe behooren de kleinere soorten met eenen f i j nen
s n a v e l , en eenen u i t g e s n e d e n s t a a r t . Hare s t em is
aangenaam, veelal f l u i t e n d , maar z a c h t of niet zeer
krachtig. Zij n e s t e l e n op of d i g t bij den g r o n d , en
het n e s t heeft veelal de g e d a a n t e van e en ba kke r s -
oven. Deze vogels dragen bij vele nieuwere schrijvers den
naam van Phyllopneuste. De soorten van dit geslacht, af-
schoon zij door haren zang vooral en door bare levenswijze,