I l i»
14
overigen; het kleed der ouden hiedt bij beide seksen, aan-
merkelijke verscheidenheden a an , en zij naderen hierdoor,
zoowel als door hare kortere vleugels en eenigzins ook
door hare levenswijze, tot de Sperwers.
Ilet !§inclleken. Falco aesalon.
Der Merlin. UEmerillon. The Merlin.
G m e l in , I , 2 7 8 ; Falco lilhofalco, ib , 28 4 . — T emm., I ,
2 7 ; I I I , 13. — B u e f o n , Enl. 4 4 7 (o u d m a n n e t j e ) ; 4 6 8
(wijfje). — N a u m a n n , pl. 27. — G o ü l d , pl. 24. — S. en
V. V. W. Fauconnerie, pl. 9. — Aesalon lilhofalco, g r a y .
G e h e e l e l e n g t e , 11 tot 12". Vl e u g e l s , 8 tot 8j".
S t a a r t 4 | tot 5". Mi d d e l t e e n 1.^ t o t 1|".
V l e u g e l s s l e c h t s twe e d e r d e n van den s t a a r t
b e d e k k e n d e . D e r d e s l a g p e n n a g e n o e g e v e n l a n g
als de twe e d e , en de e e r s t e ge l i j k a a n de vi e rde .
S t a a r t me t zes l i c h t e d w a r s b a n d e n ; aan het einde
een zwarte, met wit omzoomde band. Pooten en washuid
geel. D e k n evel vl e k klein.
Het oude mannetje: Bovendeelen grijsblaauw, de veder-
schachten zwart. De keel en eene streep boven de oogen
witachtig. Onderdeelen roestkleurig, met tamelijk kleine,
zwartachtige, lansvorraige lengtevlekken. In het derde ja ar
worden de vlekken kleiner en de roestkleur levendiger.
I
"il
De jongen van beide seksen en het wijfje in het tweede
jaar zijn op de bovendeelen min of meer donkerbruin, en
alle vederen zijn van rosachtige vlekken en zoomen voorzien.
De onderdeelen zijn witachtig, in het bruinachtig rosse
trekkende, en met tamelijk groote, langwerpige vlekken
versierd. De geheel oude wijfjes nemen in het derde jaar
niet zelden min of meer de kleuren van het oude mannetje
aan.
Het Smelleken bewoont geheel Europa to t IJsland en
Noorwegen, geheel Siberië, en werd ook in Egypte en Klein-
Asië aangetroffen. H et verhuist in het najaar uit de koude
streken, en komt op den trek ook tot ons, ofschoon niet in
grooten getale. Men heeft het in I.Tsland, Skandinavië,
Schotland en Griekenland broedende waargenomen, en daar
het door onze valkenieren in den zomer op de groote hcide-
velden van Gelderland gezien werd, is het niet oninogelijk,
dat ook aldaar enkele paren broeden. Afwijkend van den
gewonen regel, maakt het Smelleken zijn n e s t op den
gr ond, in h e t h e i d e k r u i d . Het bevat drie tot vier eijeren
, welke in kleur aan die van den Torenvalk doen denken,
maar kleiner zijn. Het Smelleken is een zeer koene roof-
vogel, die zieh met allerlei soorten van vogels voedt en,
vooral het grootere wijfje, somtijds zeer groote soorten aan-
valt; maar bij gebrek aan zijne geliefkoosde prooi, zieh ook
met veldmuizen en insekten tevreden stelt. In de valkerij
wordt hij met veel gevolg op de jagt van allerlei kleine
vogels, zelfs lijsters enz. afgerigt.