isffU '
m
É M i«
s
I .lliV
'I I I t
;|i
224
T emm., I , 153; I I I , 84. — N o zem., en S e p p , V, 451. —
N a um ., pl. 65. — G o u l d , pl. 6 3 , fig. 2.
Grootte als bij de voorgaande, rnaar de vleugel en zijne
spits een vveinig langer. Vl e u g e l s 3 t o t Vl e u g e l -
s p i t s 1} t o t
M e t de v o o r g a a n d e s o o r t t e n n a a u w s t e ve r wa
n t ; in het onvolkomen kleed nagenoeg niet te onderscheiden,
ofschoon de v l e u g e l s en h u n n e s p i t s e en
we i n i g l a n g e r zijn, en de t w e e d e s l a g p e n langer of
even l a n g is al s de vi j fde , terwijl zij bij de voorgaande
soort korter is ; in h e t v o l m a a k t e k l e e d daarentegen
ge ma k k e l i j k te o n d e r s c h e i d e n door de aanwezigheid
van een b r e e d e n wi t ten n ekk r a a g en de ui t b r ei d i n g
van he t wi t a an d e n wo r t e l d e r s l a g p e n n e n , hetgeen
zieh ook over den wortel der groote slagpennen u itstrekt
, en achter de vleugeldekvederen als twee groote witte
vlekken te voorsehijn treedt. Bij de jongen daarentegen is
dit wit even min uitgebreid als bij de voorgaande soort in
aile leeftijden, en het wordt geheel door de groote vleugeldekvederen
bedekt. Bij de ouden is ook gewoonlijk geene
witte streep aan de binnenvlag van het buitenste paar staartpennen
aanwezig, en het wit verdwijnt somtijds, bij de
meest volmaakte omkleuring, aan den geheelen staart.
Deze soort gaat in Europa niet zoo noordelijk als de voorgaande.
Zij werd op Schotland broedende, maar nooit in
Scandinavië aangetroffen. Zij nestelt in menigte in Noord-
Hongarije, ook in Silezië en bij Regensburg, is daarentegen
in vele andere landen van ons werelddeel b. v. in Engeland,
België, zeldzaam. Zij werd bij ons eenige malen nestelende
aangetroffen; eenmaal zelfs in eenen stadstuin te Amsterdam,
een ander maal in den hortus binnen de stad Groningen.
Zij is in den winter zeer gemeen in Noord-Afrika,
waar zij reeds in het midden van September aankomt; te rwijl
er velen aldaar gedeeltelijk haar volkomen kleed be-
komen. (Op een diergelijk half omgekleurd voorwerp schijnt
Muse, speculi/era, d e s e l y s , van Algerië te berusten). Stem,
zeden, nest en eijeren nagenoeg als bij de voorgaande
soort.
DB KLAAUWIEREN. LÂNÏUS.
De Klaauwieren zijn vogels uit de oude wereld en Noord-
Amerika, veelal van de grootte van een Spreeuw of Leeuwerik
, maar met eenen längeren, min of meer afgeronden staart,
en welke aan de Valken doen denken door hunnen k r a c h t
i g e n , van v o r e n h a a k v o r m i g e n , a a n we ê r s z i j de
i n g e k o r v e n en van e e n t a n d a c h t i g u i t s t e e k s e l
v o o r z i e n e n s n a v e l , die e v e n l a n g of k o r t e r is
d a n de g r o o t e kop. Hunne vleugels zijn middelmatig.
De pooten zijn krachtig, en hunne voetwortel is vau voren
met eene rei schilden bedekt. Zij zijn koen, moordzuchtig,
en eten onbegrijpelijk veel. Zij voeden zieh met groote in sekten
; de grootere soorten ook met muizen en spitsmuizen
of kleine vogels; en velen hebben de gewoonte, hunnen
n