komt zij in het begin van Mei a an , en trekt reeds tegen
het einde yan Augustus, bij naehttijd, weder weg. Zij over-
wintert in de noordelijke helft van Afrika. Haar nest bestaat
uit met haar speeksel aaneengehechte stroohalmen,
en bevat 2 tot 4- witte eijeren. Zij broedt slechts eenmaal.
DE NACHTZWALUWEN. CAPEIMULGUS.
De Nacht zwaluwen ook Dagslapers en gewoonlijk Geiten-
melkers genoemd, zijn Zwaluw-vogels, die eene n a c h t e l
i jke l e v e n swi j z e en z a c h t e v e d e r e n hebben; wier
k o p e n o o g e n z e e r g r o o t zijn; en wier v e d e r e n me t
a l l e r l e i z a c h t e k l e u r e n , vooral bruin, grijs, ros en
ook wit, zoo als bij vele Uilen en Uil- of andere Nacht-
vlinders, fi jn g ema rme r d zijn. Haar mo n d o p e n i n g
is b u i t e n g e w o o n wi jd, en tot achter de oogen gespleten.
Aan den wortel van den bek, zitten bij velen, stijve en lange
borstelvederen. De kop is van boven plat en min of meer driehoekig.
De slagpennen, tien in getale, zijn, naar evenredigheid,
korter dan bij de Zwaluwen en Gierzwaluwen, en de
tweede slagpen reikt gewoonlijk over de eerste en derde heen.
De s t a a r t , bij de meesten a f g e r o n d , zelden wiggevor-
mig of gevorkt, s t e e k t gewoonlijk a c h t e r de v l e u g e l s
ui t . De voetwortels zijn van voren met schilden, niet zelden
echter gedeeltelijk met vederen bekleed. De teenen zijn
kort, en de nagel van den middelteen is veelal, bij de volwas-
sene voorwerpen, ingekorven. Sommige uitheemsche soorten
hebben de grootte van een kraai; andere slechts die van eene
Gierzwaluw. Plaar stemgeluid is eenvoudig.
De Nachtzwaluwen leiden eene nachtelijke levenswijze;
de uitheemsche soorten zonder borstelharen om den snavel,
vliegen echter ook, wanneer de hemel betrokken is , bij dag
rond. Deze vogels zijn, met uitzondering van de zeer koude
streken, over den geheelen aardbol verbreid. Zij houden
zieh op vlakten of op opene plaatsen in bosschen op, vooral
waar de grond met gras, kruiden of struiken begroeid is.
Over dag liggen zij aldaar, op den grond verscholen, te
rusten, en vliegen ’savonds laag daarover heen, ten einde
hunnen buit te vangen, die voornamelijk in allerlei, veelal
groote nachtvlinders, echter ook in torren en andere insekten
bestaat. Zij zetten zieh echter ook op boomtakken.
Eenige uitheemsche soorten leggen ook hierop of in boom-
holen hare eijeren, maar alle overigen nestelen, zoo als de
onze, op den grond. De meesten leggen slechts 2 gevlekte
eijeren.
Vele nieuwere natuuronderzoekers scheiden de Nachtzwaluwen
met de Gierzwaluwen van de Zwaluwen af, en brengen
deze onder de Zangvogels, beide eerstgenoemden onder
de Spechtvogels.
In Europa worden slechts twee soorten van dit geslacht
aangetroffen, van welke de eene Capr. ruficollis in het zuid-
westelijke gedeelte van Europa en in Noord-Afrika leeft,
en zieh van de onze vooral door hare lichte, rosse kleuren
onderscheidt. De onze is