50
Over de borst niet zelden een breede, bruine dwarsband.
Staart gewoonlijk met vele bruine dwarsbanden; somtijds
wit en slechts tegen het einde met eenen zeer breeden,
bruinen dwarsband.
De Ruigpoot-buizerd wordt in den zomer in de noordelijke
streken van Europa en Azië aangetroffen; maar er zijn
ook enkele voorbeelden bekend, dat hij in het gematigde
Europa gebroed heeft. In bet najaar verhuist hij in kleine
troepen van vier tot zes s tu k , en vertoeft alsdan in het
gematigde, of in strenge winters, ook in het zuidelijke E u ropa.
Men treft hem in dit jaargetijde, van het najaar af,
tamelijk algemeen in ons land, voornamelijk in de duinstreken,
aan. Hij werd intusschen oolq, en wel herhaaldelijk, in
Zuid-Afrika waargenomen. Hij voedt zieh voornamelijk met
muizen en andere kleine zoogdieren, en maakt zelfs jagt
op konijnen en hazen. Hij nestelt, in de maand Ju n ij, op
rotsen of boomen. Zijne eijeren, 2 tot 4 in getale, hebben
veel overeenkomst met die van den Gewonen buizerd.
In Noord-Amerika wordt onze Ruigpoot-buizerd vervangen
door eene met hem zeer verwante soort, Buteo Sancii
Johannis, die nog veranderlijker van kleur is dan de onze,
eenen breederen b ek , maar den voetwortel niet zoo ver afwaarts
met vederen bekleed heeft als de onze. De derde
bekende soort, Buteo hemilasms of strophiâtus, in Japan en
Nipaul waargenomen, maakt den overgang tot de Gewone
buizerden, aangezien hare voetwortels slechts van voren met
eene smalle streep vederen bekleed en voor het overige naakt zijn.
He Crewone bnlzerd. Küteo vulgaris.
Ook Haneschop en Muizerd genoemd.
Der Mäuse-bussard. La buse. The Buzzard.
WiLLUGHBY, Ornith. p. 8. — Falco lüteo , L i n n . , p. 127,
no. 1 5 .— Temm., I , 63 ; I I I , 35. — B u e e o n , Enl. 419. —
No z em. en S e p p , V, p. 447. — N a um . , pl. 32 en 33. —
G o u l d , pl. 14. — S c h l e g . en Su s em. , pl. 33. — S c h l e g . ,
Tijdschr. voor Jagtk., 1851, fig. 8 (oud wijfje).
Ge h e e l e l e n g t e 21 t o t 23". V l e u g e l s 15 t o t 16}".
S t a a r t 9 tot 9}" V o e t w o r t e l 2|".
V oe t w o r t e l vau voren en op de zijden, aan de bovenhelft,
met vederen bekleed; voor het overige n a a k t, en m e t
s c h u b b e n , van vor e n even als v a n a c h t e r e n echter
m e t e e n e rij Sc h i l d e n bedekt. Vleugels tot aan het einde
van den staart reikende. Pooten en washuid geel. Oogen
bruin.
K l e u r de r v e d e r e n , volgens de voorwerpen, b u i t e n ge
wo o n , volgens den leeftijd en de seksen, weinig ve r ande
r l i j k. Ho o f d k l e u r , in den regel, m in o f me e r
d o n k e r b r u i n , somtijds met ros geschakeerd, en op de
onderdeelen, in het geelachtig wit overgaande, hetgeen echter
door groote brnine vlekken wordt afgebroken. Deze vlekken
zijn, hetzij overlarigs, hetzij in den vorm van dwarshau