li i "
Ook Waterraaf, en in Noord-Brabant Rotgans genoemd.
Die Scharbe. Le cormoran. The Cormorant.
Cuv., I , 562. — Pelecanus carbo, L inn., 2 1 6 , n». 3. __
Carbo cormoranus, Meyer en Wolf, I I , 576. — Haliaeus
carbo, I llig. — Temm., H , 894; IV , 563. — B uff., Enl.
927. — N ozem. en Sepp, I , 89. — N aum., pi. 279. —
Goulu, pl. 407.
G e h e e l e l e n g t e 31". V l e u g e l s 13". St a a r t 7" Sn a vel
3|".
Bek zwart, naar onderen licht vleeschkleurig. Naakte huid
om het oog zwart, bij de ouden van achteren roodachtig. Keel-
zak geel. Oogen groen, bij de jongen bruinachtig. Pooten zwart.
S t a a r t me t v e e r t i e n p e n n e n . Keel en zijden van
den kop to t aan de oogen naakt.
Prachtkleed: Van het achterhoofd langs den nek eene
korte kuif. Staart zwart. Vfeugels vaal rosachtig bronsbruin,
maar alle vederen met zwartblaauw omzoomd. Alle overige
deelen groenachtig zwartblaauw met metaalglans: maar gedurende
den paartijd aan de dijen een veld en , achter het
naakte van de keel en het gezigt, een band van witte vederen.
Winterkleed: Zonder kuif. Staart en vleugels als in het
prachtkleed. Overige vederen donker bruinzwart, maar zonder
wit aan de dijen en den bals.
575
Jo n g : Zoo als in het winterkleed, maar in den eersten
tijd de onderdeelen witachtig.
De Aalscholver voedt zich met visschen, die hij duikende
vangt. Hij is sluw en schuw, en vliegt, deu hais regt voor-
uitgestrekt. Zijne stem herinnert die van de Ilaaf. Ilij nestelt
op boomen of hooge struiken, veelal gezellig, in andere
streken ook op rotsen. H e t wijfje legt 3 tot 4, groenachtig
witte eijeren, die even d ik , maar een weiuig langer
zijn dan kippeneijeren; zij zijn, even als het vleesch van
den vogel, traanachtig. Hij verhuist eigenlijk niet, maar zwerft,
bij toe water, ro n d , en zoekt opene plaatsen op om te visschen
; hij dwaalt alsdan af tot op groote afstanden landwaarts
in. Bÿ ons wordt hij vooral aan meren of groote waterplas-
sen aangetroffen ; maar aan de meeste plaatsen slechts in
kleinen getale. Op het Schollevaarseiland broedt hij intusschen
in groote menigte.
De Aalscholver wordt aan plaatsen, voor zÿne levenswijze
geschikt, in het grootste gedeelte van Europa waargenomen.
Hij bewoont tevens het gematigde en koude Azië, en het
schÿnt, dat de zoogenaamde Chineesche aalscholver die, zoo
als bekend is , in dit land, tot de vischvangst gebruikt
wordt, en die to t Japan en de Aleoetische eilanden voork
omt, niet van onze soort verschilt.
Men heeft intusschen opgemerkt, dat de gewone Aalscholver
van Scaudinavië standvastig grooter is dan die
van het overige Europa , en dat voorwerpen van dit grootere
ras tot Denemarken en aan den mond der E lb e , of in