il r ' I t.;
|J Se«
- tâ
■»
..
504
naam , die later op den grooten Dodo van Mauritius toegepast
werd. Deze vogels hebben tamelijk k o r t e vleugels en eenen
r e g t e n of nagenoeg reg ten , p u n tig en , tamelijk zwakken
b ek, die omstreeks de lengte van den kop heeft. Zij zijn
van boven meest donkerbruin, van onderen zilverachtig wit
van kleur, maar de hais en kop zijn dikwijls met fraaije
tin te n , en laatstgenoemde bovendien bij velen met kuif-
achtig verlengde vederen versierd. De jongen in het nestkleed
hebben eenen gelen bek met twee zwarte dwarsbanden,
zij zijn aan den kop en hais van overlangsche donkere
strepen voorzien en hier geheel anders geteekend dan de
ouden, die volgens de sekse en , zoo als het schijnt, ook
volgens het jaargetijde, geen in het oog vallend onderscheid
schijnen aan te bieden.
Deze vogels worden in het hoogduitsch Sleissfuss, in het
fransch Grèbes genoemd, en deze naam is ook door de E n gelschen
overgenomen, ofschoon zij bij het volk van dit
land raet de Zeeduikers dien van Divers dragen.
Zij zijn over alle werelddeelen verbreid, bewonen meren
en rivieren, verhuizen in den winter uit de koude streken,
en worden alsdan ook aan de zeeoevers aangetroffen. Zij
maken hun groot, drÿvend, en derhalve volgens den stand
van het water rijzend of dalend nest van waterplanten in
de biezen of het rie t, somtijds ook vrij in het water. Men
vindt er gewoonlijk 6 eijeren in ; zij zijn wit met eene laag
van zachten kalk bekleed, en worden, wanneer de raoeder
het nest verlaat, met halfverrotte waterplanten bedekt. Zij
505
zijn zeer schuw, en vliegen zelden. Bij gevaar dniken zij,
plotseling naar voren over buitelende, onder water, en komen
eerst op groote afstanden weder te voorsehijn, om
veelal dadelijk op nieuw onder te duiken. Het wijfje neemt,
bij gevaar, zoo als ook de Zeeduikers doen, de jongen
onder de vleugels en zwemt met hen rond.
De in Europa levende soorten worden ook allen in ous
land aangetroffen.
Me Fuut. Podlccps cristatus.
Ook Zanddrijver, Certijnduiker, Satijnduiker en in Noord-
Brabant Keizer genoemd.
L ath., Ind., I I , p. 780, n». I. — Colymbus cristatus,
L inn., p. 222, n<>. 7. — Colymb. coronalus, Biiiss., Orn.
V I , p. 45, no. 4. — T emm., I I , 717; IV, 448. — B uff.,
Enl. 400, 941, 9 4 4 .— N ozem. en Sepp, I I , 169. — N aum.,
pl. 242. — Gould, pl. 388.
G e h e e l e l e n g t e 21". Vl e u g e l s 7}". Bek 2 |" .
Bek roodachtig. Teugels donkerrood. Oogen hoogrood, bij
de jongen ge e l, bij de nestvogels wit. Pooten geelachtig
olijfgroen, aan de buitenzijde zwartachtig.
.D e g r o o t s t e s o o r t v a n ons w e r e l d d e e l en, bui t
e n d i e n , in den o u d e n l e e f t ijd z e e r k e n n e l ijk
aan den g r o o t e n w a n g k r a a g en de p l a t t e driehoe