FM
IS'
li ' I li
Petronia marina, W il l u g h b y . — T emm., 1 , 348 ; I I I , 255. —
B u ee., Enl. 225. — N a um ., pl. 116. — G o u l d , pl. 186.
Ge h e e l e l e n g t e 6". V l e u g e l s 3 |". S t a a r t 1-f, a f g
e r o n d .
Bek geelbruin, de onderkaak geelachtig. Oogen lichtbru
in , bÿ de jongen grijs. Pooten grijsgeel.
Krachtiger van maaksel dan de Huismusch; de kleur zeer
afwijkend en voornamelijk t e h e r k e n n e n a a n d e w i t t e
v l e k k e n van d e n s t a a r t en in den o u d e n leef t i jd,
a a n e e n e g e l e v l e k o n d e r de keel .
Hoofdkleur der bovendeelen licht grijsachtig geelbruin,
der onderdeelen witachtig. Vederen der bovendeelen, behalve
die van den hals, naar het midden zwartbruin; die der onderdeelen,
behalve aan de keel längs het midden van den
romp, met lichtbruine zijranden. Boven het oog eene lange
en breede, vale, bruingeelachtig witte streep; boven deze
aan weerszijde van den bovenkop eene bruine lengtestreep.
Elke staartpen bruin aan de binnenvlag, digt bij het einde,
met eene groote witte vlek. Achter de keel eene citroengele
vlek.
Bij de jongen ontbreekt deze vlek. Alle kleuren zijn lichter,
de vlekken aan den staart zijn weinig duidelijk, en de
vederen der bovendeelen zijn ieder van eene bruine rondachtige
vlek voorzien.
De Rotsmusch is e en , in het algemeen weinig voorkomende
vogel, die het warme Europa, vooral bergstreken, bewoont,
van tijd tot tijd in het overige Europa afdwaalt en ook
in ons rijk, eens in Noord-Brabant en eens bij Harderwijk
gevangen werd. Zij is gemeen in de Levant en in het
zuidelijk Erankrijk, niet zeer talrijk in Zwitserland en Tyrol,
en werd noordelijk, ofschoon zeer enkel in Thüringen en
aan den Midden-Rhijn broedend aangetroffen. Ofschoon zij
een Standvogel i s , gaat zij in den winter zulke streken
opzoeken, waar zij een toereikend voedsel vindt. Haar zang
is aangenamer dan die der Musschen. Zij voedt zieh met
allerlei zaden, granen en insekten, komt niet zelden bij de
woningen of op de straatwegen. Zij nestelt in holen van
rotsen of boomen of ook in spleten der muren van oude gebouwen.
Het nest heeft veel overeenkomst met dat van de Huismusch,
zoo ook de eijeren, die echter een weinig grooter zijn.
Ue Grocnllng. Fringilla clilorls.
Ook Groeninger, Greuninger, te Amsterdam ook Groenvink,
in Gelderland en elders Vlasvink, in Noord-Brabant
Grunsel, en in Groningen Kornuit genoemd.
Der Grünling. Le verdier.
I l l ig ., Prodr., p. 222. — Loxia chloris, L in n ., p. 304,
no. 27. — T emm., I , 346; I I I , 254. — B u e f ., Enl. 267, fig.
2 .— N ozem. en S e p p , 1 ,7 3 . — N a um ., pl. 120. — G o u l d ,
pl. 200. — Chlorospiza chloris, B o n a p .
G e h e e l e l e n g t e 5 |". V l e u g e l s 3}". S t a a r t 2", aan
h e t e i n d e i n g e s n e d e n .