ff!
« Î! I
‘r
418
d a (1 e I i j k t e h e r k e n n e n a a n z ij n e zwa r t e p o o t e n ,
d e n a f g e b r o k e n k r a a g van den kr o p , en k o r t e n
s t a a r t .
Een weinig grooter en veel krachtiger dan de Kleine plevier,
de bek insgelijks krachtiger en langer, en de pooten
hooger, maar de vleugels niet langer en de staart veel
korter.
Hoofdkleur der bovendeelen licht bronsbruin ; de onderdeelen
wit. Wit zijn ook het voorhoofd, de buitenpennen
van den staart en een band om den achterhals ; bruin de
teugels, de bovenhelft der oorstreek, de slagpennen, en
eene dwarsvlek aan weêrszijde van den krop. In het zomerkleed
zijn deze vlek, de teugels en de oorstreek bruinzwart;
men ontwaart op den bovenkop eenen zwarten band tu sschen
de oogen, en bet geheele achterhoofd tot aan den
witten halskraag is vaal roestkleurig.
Deze soort werd aan de zuidpunt van Scandinavie, aan
de westkust van Ju tla n d , aan de Oostzeekust, aan de kust
van het Oldenburgsche, en zelfs aan den hoek van Holland
nestelende waargenomen. Zij is op den doortrek längs onze
kust buitengewoon menigvuldig, terwijl men er den Bontbek-
en Kleinen plevier, naar evenredigheid, in zeer kleinen getale
aantreft. De najaarstrek begint reeds in het einde van Augustus,
en zij komen in Mei terug. De 4 eijeren zijn een
weinig meer langwerpig en sterker gevlekt dan die der beide
voorgaande soorlen.
419
DE KIEVITEN. VANELLUS.
Men heeft de gewoonte onder dezen naam de P l e v i e r e n
me t e e n e n a c h t e r t e e n z a am t e va t t e n. De staart is
veelal aan het einde regt en de vleugels reiken niet zelden
over den staart heen. Sommige soorten gelijken voor het
overige in alle andere opzigten op de Plevieren, en de beide
geslachten, in dezen zin genomen, ofschoon van groot gemak
bij het onderscheiden der soorten, zijn niet te min
volkomen kunstmatig.
Wij hebben in ons land slechts twee soorten van deze
zoogenaamde Kieviten. In het overige Europa werden nog
aangetroffen:
Vanellus {CheUusia) gregarms, ViEroL. Eene fraaije soort
van de oevers der Wolga, die somtijds naar het overige Eu ropa
afdwaalt. Grootte van den Kievit, maar veel hooger
op de pooten en zonder kuif. Buik zwart. Onderbuik roodbruin.
Bovenkop zwart, door wit omzoomd. Staart wit, raet
eenen zwarten dwarsband. Slagpennen zwart. Overige deelen
licht roodhruinachtig g rijs; op den hals en de wangen
in het bleek rosse overgaande.
Vanellus {Hoplopterus) spinösus. Uit Noord-Afrika, van
waar hij somtijds naar het warme Europa afdwaalt. Grootte
en lengte der pooten ongeveer als bij de voorgaande soort;
maar een krachtige doorn aan de vlengelbogt, de achterhoofdsvederen
verlengd, de geheele bovenkop, de groote achill|
i
■t,
■*!
i!|' '
P., I : tI -»
H . :
!' i
t ' 1