DE IIOESITOGELS. INSESSORES.
In deze orde kan rnen aile vogels brengen, welke niet
onder de roof-, klirn-, hoender-, struis-, stelt- en watervogels
gerangschikt kunnen worden. Zij onderscheiden zieh
van de roofvogels voornamelijk door het gebrek eener washuid
en hunne niet of minder volmaakt tot het grijpen en
verscheuren van de buit geschikte pooten en snavel; van de
klimvogels, door de plaatsing hunner teenen; van de hoen-
dervogels, door dat hunne pooten niet bepaaldelijk ingerigt
zijn tot het krabben in den grond, of dat zij geene weeke
huid aan den bek hebben, zoo als de duiven; van de struis-
achtige vogels, door hunne voikomene vederen en de aan-
wezigheid van voikomene pennen in de vleugels en den
staart; van de steltvogels, door dat hunne Schenkels van
onderen niet naakt zijn; en van de z wem vogels, door
dat hunne teenen vrij, of in andere woorden, niet door
zwemvliezen vereenigd zijn. Zij bieden, voor het overige, onderling
zoo veelvuldige wijzigingen in vorm en maaksel,
dat het zeer moeijelijk valt, algemeene kenmerken voor deze
orde op te geven. Zij leven op het land, en de meesten
kunnen raet gemak op boomtakken zitten, {roesten in de
jagerstaal) : van daar hun naam //roestvogels.” Zij hebben
vier teenen, van welke de duiin naar achteren en de drie
overigen naar voren gerigt zijn; slechts bij sommige gier-
zwaluwen zijn aile vier teenen naar voren gekeerd, terwijl
bij eenige soorten, b. v. sommige nitheemsche ijsvogels, de
buitenteen ontbreekt. Hun voetwortel is van voren gewoonlijk
met eene rij groote schilden bekleed, en deze zijn zelfs,
bij sommigen, tot één stuk zamengesmolten.
De Eoestvogels zijn over alle werelddeelen, en wel in grooten
getale, verbreid. Velen leven van insekten of wormen,
en deze voeden zieh in het najaar veelal ook met beziën
of andere vruchten; anderen leven meer in het bijzonder
van granen, voeden echter hunne jongen niet zelden met
insekten op, en sommige muschachtige vogels eten zelfs de
knoppen of jonge sprniten van planten ; anderen zoo als b. v.
vele ijsvogels voeden zieh van visschen, terwijl nog anderen,
b. V. de klaauwieren en kraaiachtige vogels ook op kleine
zoogdieren, vogels of kruipende dieren jagt maken.
Men kan deze orde in eene menigte familiën verdeelen
van welke echter velen slechts als geslachten beschouwd
kunnen worden.
DE ZWALUW-VOGELS. 1IIRUNDÏNES.
Deze zeer natuurlijke farailie wordt gevormd door de drie
hoofdgeslachten der Zwaluwen, der Gierzwalnwen en Nacht-
zwaluwen of Geiteriraelkers.
De voornaamste kenmerken van deze vogels zijn: eene wij de
m o n d h o l t e ; e en k o r t e , van a c h t e r e n b r e e d e , p l a t te,
d r i e h o e k i g e b e k , di e van voren in e e n e meestal
g e k r o m d e p u n t u i t l o o p t ; 1 a n g e, p u n t i ge, z ei s v o r