oogstreep, de vederkrans, de borst en buik min of meer
witachtig.
Oud wijfje: Boven bruin, op den kop en hais in het rosse
trekkende. De boven-dekvederen van den staart wit. Onderdeelen
wit, met bruine lengtevlekken. Staart met vijf rosse,
op de buitenpennen in het witte overgaande, dwarsbanden.
Jong; Als het oude wijfje, maar de onderdeelen meer
roestkleurig, en de vederen der bovendeelen met rosse zoomen.
De Blaauwe kuikendief is in niet aanzienlijken getale,
met uitzondering der zeer koude streken, over geheel E u ropa
verbreid. Hij bewoont verder het gematigde Siberië,
waarschijnlijk ook Jap an , en is tamelijk gemeen in Egypte
, Arabië en Nubië. Hij wordt in den zomer, maar zeld-
zaam, ook in Noord-Brabant, Gelderland en Drenthe aangetroffen,
en men neemt de jongen en wijfjes somtijds, op
den trek in onze längs de zee liggende provinciën waar.
In het koude en gematigde Europa verhuist hij. Hij houdt
zieh, in den zomer, bij voorkeur, op graanvelden op. Hij
voedt zieh met kleine zoogdieren, vogels, hagedissen, insekten,
voornamelijk sprinkhanen, en zelfs met visschen. Hij
rooft de eijeren en jongen uit de nesten van vogels, vooral
van die welke op den grond broeden, en overvalt de leeuwerikken,
wanneer zij op den grond zitten, want in de vlugt
kan hij geene vogels vangen. Hij maakt zijn nest op den
grond, voornamelijk in de graanvelden, en het bevat 3 tot
4i blaauw-groenachtig witte eijeren, die somtijds van ondui-
delijke bruinachtige vlekjes voorzien zijn.
In Amerika wordt eene met den Blaauwen kuikendief
zeer verwante soort gevonden. Zij onderscheidt zieh voornamelijk
door hoogere pooten, en eenige wijzigingen in de
kleur. De wijfjes zijn niet zelden krachtiger, de mannetjes
daarentegen kleiner dan bij de onzen. Dit is Falco cyaneus
americanus, r ic h a r d s o n of Falco uliginosus, g m e l in , en
waarschijnlijk ook Falco histrionicus, Uranie, pl. 15 en 16,
en Circus poliopterus, t s c h u d i , P e ru , bladz. 113, pl. 3.
Me «raauwe kuikendief. Circus clnerasccns.
Falco cinerasens, M o n t a g u , Transactions of the Linnean
Society, IX , bldz. 288. — Falco pygargus, L in n ., p. 126,
iff. 11, (de Diagnose, maar niet de Synonymie). — Falco
einer aceus, T emm. 1 , p. 76; I I I , 42. — N ozem. en S e p t .
40. — N a um ., pl. 40. — G o u l d , pl. 35. — S ch l eg e l cn
S u s em ih l , pl. 38. — Slrigiceps einer aceus, B o n a p .
Ge h c c l c l e n g t e 17 t o t 18". V l e u g e l 13 t o t 13}".
Vo e t 2} tot 2 ,y '. Middelteen 1|".
V l e u g e l s t o t t e g e n h e t e i n d e v a n d e n s t a a r t
r e i k e n d e . D e r d e s l a g p e n l a n g e r dan de t w e e d e
en vi erde. V e d e r k r a n s t ame l i j k dui de l i j k. P o o t
e n , o o g e n en w a s h u i d geel .
Deze soort heeft veel overeenkomst met den Blaauwen
kuikendief, maar zij is veel slanker, en een weinig kleiner;
de vleugels zijn puntiger en naar evenredigheid langer en
het oude mannetje heeft eene andere kleurverdeeling.