llïiipi"'
>î ^>
I I I !HS :ifï S: . ;r'artr ir
ÏIΑ^ L
4>i
1 •»
■I
till
I * E'
■ î
mos of dorre bladeren gemaakt, groot en fraai, langwerpig
bolvormig nest met eenen ronden naauwen ingang, gewoonlijk
niet hoog yan den grond, in struiken, op knotwilgen,
onder daken, tegen begroeide muren, in holen van den
grond, enz. Het is van binnen met vederen, haren of met
pluis van planten voorzien, waarop de 6 tot 10 kleine , geelachtig
witte, met eenige roode stippen of vlekjes versierde
eijeren liggen. Het maken van het nest geschiedt raet groote
snelheid en in zeer korten tijd , vermits hij de bouwstoffen
daartoe uit de onmiddelijke nabijheid van de nestelplaats
haalt; en hij heeft de zonderlinge gewoonte, voor hij ge-
paard is, verscheidene, veelal minder zorgvnldig bewerkte
nesten (zoogenaamde speelnesten) te maken, welke niet tot
het broeden dienen, welke hij dagelijks bezoekt, en die
hem waarschijnlijk bij gevaar of des nachts tot schuilplaats
dienen.
DE WATERSPIIEEÜWEN. CINCLUS.
De Waterspreeuwen vormen een geheel op zieh zelven
staand geslacht van vogels. Zij hebben ongeveer de g r o o t t e
van een S pr e en w; maar hunne v l e u g e l s zijn k o r t , e n
zij d r a g e n d e n k o r t e n s t a a r t o p g e r i g t . Zij hebben
t ame l i j k h o o g e , k r a c h t i g e p o o t e n , raet d i k k e t e e n
e n en g r o o t e s i k k e l v o r r a i g e n a g e l s , en d e h o o r n -
b e k l e e d i n g van d e n v o e two r t e l b e s t a a t g r o o t e n d
e e l s u i t een s tuk. De b e k is een weinig k o r t er dan
de kop, t ame l i j k zwak, z a m e n g e d r u k t , in he t
m i d d e n i n g e d r u k t , aan de p u n t een weinig afwaarts
gekromd. De n e u s g a t e n zijn spleetvormig, en k u n n e n
d o o r e en me t f i jne v e d e r t j e s b e k l e e d vl i es ge-
s l o t e n worden. Hun l i g c h a a m is d i g t me t ve de r
e n , en behalve deze, r a e t d o n s bekleed. De vederen zijn
veelal l e i k l e u r i g , somtijds donkerbruin, op de onderdeelen
veelal wit. Hun gezang is luid, afwisselend en niet on-
aangenaam. Zij zijn Standvogels; bewonen het liefst bergachtige
streken; h o u d e n z i e h aan r i v i e r e n , b e k e n ,
m e e r t j e s of s l o o t e n op; m ij d en d e b o s s eben en
z e t t e n z i eh n o o i t op b o ome n ; zijn schuw en onrus-
tig van aard; v l i e g e n snel en in eene regte lijn, maar
s l e c h t s op k o r t e a f s t a n d e n ; l o o p e n s c h i e l ijk;
s t ö r t e n z i eh n i e t z e l d e n in h e t wa t e r , hetzij om
t e d u i k e n , hetzij om längs de oppervlakte of geheel in-
gedompeld m e t be l i ul p d e r v l e u g e l s te zwe mme n ,
of zelfs op d e n bode r a van h e t wa t e r te l o o p e n ;
z o e k e n h u n n e n b u i t , die in allerlei w a t e r i n s e k t e n
en zelfs v i s c h j e s bestaat, o p o f in h e t wat er , of zelfs
onder het ijs; ma k e n , a a n de o e v e r s de r wa t e r e n ,
een g r o o t k o g e l v o rmi g n e s t me t e e ne z i jdel ing-
s c h e o p e n i n g , en leggen 4 tot 6 zuiver wi t t e ei jeren.
Men kent slechts een klein getal soorten van dit geslacht,
en deze worden in Europa, bet noordelijke Azië tot
Nipaul, in Noord-Amerika en Peroe waargenomen. In ons
werelddeel leeft slechts eene soort. Dit is