f i . ffei'"
| i L i
I i ib
isa '
provinciën vrij algemeen, in de läge landen zelden of in
het geheel n ie t, broedt echter enkel in de bosschen der
duingronden. Hij komt tot ons tegen het einde van April,
en vertrekt in September. Zijn zang heeft overeenkomst met
dien van den Tuinfluiter, maar is veel fraaijer. Hij voedt
zieh met insekten, vooral ook met rupsen, en eet in den
zomer en het najaar vruchten, zoo- als kersen en allerlei
bezien. Men vindt zijn nest in heesters, struiken of läge
boomen ; het is diep napvormig en bevat 5 tot 6 roodacb-
tig witte eijeren, met olijfbruine en grijze stippen, vlekjes en
schrapjes bedekt. Hij maakt veelal twee broedsels.
Ue Tuinfluiter. flylvia hortensia.
In Groningen Groote hofzanger; bij Haarlem Kersenpikkertje
genoemd.
B e c h s t . , Nat. Deutscbl., I I I , p. 524. — T em m . , I , 206;
I I I , 133. — B u f f ., Enl. 579, 2. — N a um., pl. 78. — G ould ,
pl. 121.
Ge h e e l e l e n g t e 5}". V l e u g e l s , nagenoeg 3". S t a a r t
9 I "
Be k z w a r t a c h t i g , n a a r a c h t e r e n b l a a u w a c h tig
. Oog donkerbruin. P o o t e n v ui l b l a a u w a c h t i g .
G e s t a l t e k r a c h t i g .
B o v e n d e e l e n o l i j f a c h t i g b r u i n g r i j s . O n d e r d
e e l e n w i t a c h t i g , op de z ijden en d e n k r o p , in h e t
ol ijfgr ijz e; bij b e t j o n g m e e r in h e t g e e la c h t ig e t r e k k
e n d e .
Bewoont geheel Midden-Europa to t aan het noordelijke
Zweden. In het koude jaargetijde in Sardinie en Egypte
waargenomen. Algemeen in ons geheel land in boschjes,
struiken en zelfs tuiueu. Komt in het begin van Mei, en
trekt in September weg. Zang fluitend, maar kort. Voedt
zieh met insekten en beziën, vooral ook kersen. Het eenvoudige,
napvormige nest staat meestal in heesters, weinig
verborgen en vier tot zes voet van den grond. De eijeren,
5 to t 6 in getale, zijn witachtig, met vlekjes en schrapjes
van allerlei kleur gemarmerd.
De Grasmusch. Sylvia cinerea.
In Groningen Erwienbikkerije, bij Hulst Koewachtertje.
L a t h a m , In d ex , I , 514. — Motacilla sylvia, l i n n . , p.
3 3 0 , no. 9 . - T e m m ., I , 207; I I I , 133. - N o z em . en s e p f ,
I I , 91, (het afgebeelde nest en ei zijn echter van den Kleinen
karekiet), - BUFF. , Enl. 579, 3. - n a u m ., pl. 7 8 .- g o u l d ,
pl. 125, 1.
G e h e e l e l e n g t e 5 ‘ ". Vl e u g e l s 2|". S t a a r t 2} .
Bek b r u i n , aan de punt zwartachtig. O o g g e e l b r u i n ,