508
Oe Kuilduikei . Poillceps comütn«.
Even als de volgende soort ook Kleine zanddrijver, genoemd.
L ath., Ind., I I , p. 782, nO. 5. — Podiceps sclavus, Bonap —
T emm., I I , 721; IV, 450. - B upp., Enl. 404, fig.'2,
942.. N aum., pl. 244 en 245. — Gould, p], 390
Ge h e e l e l e n g t e 12". V l e u g e l s 5f". B e k j}".
Bek zwart, aan den grond der onderkaak, mo als de
teugels en de oogen karmijnrood. Pooten groenachtig, de
zwemlobben vleeschkleurig.
In elken leeftijd, even als bij de beide voorgaande en de
volgende soorten, de kleine slagpennen wit.
Jong; Bovendeelen zwartbruin, onderdeelen wit.
Oud: E e n g r o o t e k r a a g om de wa n g e n , de boven-
op en keel zwa r t met goudgroenen weêrschijn. E e n
g r o o t e b u n d e l v e r l e n g d e v e d e r e n aan w e ê rs z ijd e
v a n h e t a c h t e r h o o f d en boven dezen kraag, v u r i g
r o e s t g e e l . E u g , vleugels en eene breede streep langs den
bovenhals grijsachtig bruinzwart. Overige deelen van den
hals, zijden van den romp en teugels roodbruin. Het midden
van krop, borst en buik wit.
Het aangroeijen van den kraag en de dubbele kuif heeft
bij de jongen in de eerste maanden van het tweede ja ar van
hunnen leeftijd allengskens plaats en du u rt, vooral bij wijfjes
somtijds tot laat in het voorjaar. Zoodanige onvolmaakte
509
voorwerpen werden langen tijd als eene eigene soort beschouwd
en Podiceps arctïcus of cornfdus arctïcus genoemd.
Sundevall wil, dat L innaeus deze soort onder den naam
van Pod. auritus aangevoerd heeft, en dat deze naam derhalve
verkeerdelijk op de volgende is toegepast. Volgens Bonaparte
wijkt Pod. cornütus, L atham, van Noord-Amerika,
van onze soort door eenen dikkeren bek af.
Deze soort werd broedende algemeen in IJslan d , Scandinavie,
Finland en Jutland aangetroffen. Zij verspreidt zich
op den trek over het overige Europa, en ook in ons land,
behoort hier echter onder de zeldzame vogels. Voedsel:
kleine watertorren; buiten den broedtijd ook allerlei andere
diertjes, waterplanten en derzelver zaden. Levenswijze en
nest zoo als bij de overige soorten.
Oe Cleoorde fimt. Podleeps aurJtiis.
L ath., Ind., I I , p. 781, no. 3. - Cohjmhus auritus,
Briss., Orn., VI, p. 50, n». 6. — Podiceps nigricollis, Sun-
DEV. - Temm., I I , 725; IV, 451. - N ozem. en Sepp, V,
489. — Naum., pl. 246. — Gould, pl. 391.
Ge h e e l e l e n g t e 11". V l e u g e l s 5|". B e k |" .
Bek zwart. Oogen rood. Pooten zoo als bij den Kuifduiker.
Ze e r k e n n e l i j k a a n z i j nen een we i n i g o pwa a r t s
g e k r o m d e n bek; in h e t v o l k o m e n k l e e d a a n zi jn
h o o f d s i e r a a d en de k l e u r e n van k o p en hals.
Oud: de vederen van deu bovenkop een weiuig verlengd