450
p. 368. — Catidris arenaria, T emm., I I , 524 ; IV , 348. —
N ozem. en Se e p , I I I , 283. — N aum., pl. 182. — Gould,
pl. 385.
G e h e e l e l e n g t e 7". V l e u g e l s 4}". S t a a r t I}".
B e k f}". V o e tw o r t e l
Be k en p o o t e n zwa r t . Oogen donkerbruin.
O n d e r a l l e s o o r t e n ge ma k k el ijk t e h e r k e n n e n
a a n h e t g emi s van e e n e n a c h t e r t e e n .
Winterkleed: Bovendeelen bruingrijs. Slagpennen zwartbruin.
Voorhoofd en onderdeelen wit.
Zomerkleed : Bovendeelen, k o p , hals en krop roestrood,
de vederen in het midden zwart.
De Drieteenige strandlooper broedt in het hoogste Noorden
der geheele wereld. Deze vogels komen reeds in September,
in kleine vlugten van 10 tot 20 stuks over, trekken
bij ons längs het zeestrand, verzamelen zieh, alvorens
verder te trekken, somtijds aan de monden onzer groote
rivieren, en men treft er alsdan vele duizenden bijeen
a an , zoodat op uitgebreide vlakten, b. v. aan den Hoek
van Holland, de grond er geheel mede overdekt is. Hij
bezoekt zelden het biunenland, en keert in het voorja
a r , somtijds vrij la a t, naar het Noorden terug. Hij
schijnt zich ook over geheel Afrika to t de Kaap, Azië
eu in Amerika tot Brazilië te verbreiden, zoo als in deze
verre gewesten geschotene voorwerpen bewijzen. Hij voedt
zich met wormen en insekten. Zijn stemgeluid is een
korte en hooge, fluitende toon.
'à \
. If
451
We Kemphaan. Tringa pngnax.
Op Texel Kragenmaker genoemd.
Ber Kampfhahn. Le combaitant. The Ruff.
L inn., p. 2 47, n“. I. — Machetes pugnax, Cuv., Règne
an., I , 527. — T emm., I I , 6 3 1 ; IV , 411. — Buef., Enl.
30 0 , 305, 306, 844. — N ozem. en Se e p , 1,29. — N aum.,
pl. 190 tot 193. — Gould, pl. 228.
G e h e e l e l e n g t e : M a n n e t j e 11"; Wi j f j e 9". V l e u ge
l s ; M. 7"; W. 6". S t a a r t : M. 2 |" ; W. 2". V o e t w o r t
e l : M. 2"; W. L|". Bek: M. 1}"; W. 1|".
Bek, behalve aan het einde, tamelijk week, rood of bruin-
achtig g e e l, naar voren zwart. Pooten rood- of groenachtig
geel. Oogen donkerbruin.
I n e l k e n l e e f t ijd t e h e r k e n n e n a a n h e t s p a n vl
i e s , h e t g e e n den b u i t e n - en m i d d e n t e e n v e r bi
ndt ; h e t m a n n e t j e in h e t p r a c h t k l e e d , b e h a l v e
da t , a an zi jnen g r o o t e n h a l s k r a a g en zi jne ve r án
d e r 1 ij k e k l e u r e n .
Jo n g : Vederen der bovendeelen in het midden bruinzwart
, met rosse randen. Hals en krop ros. Overige onderdeelen
en zijdelingsche bovendekvederen van den staart
wit.
Winterkleed: Bovendeelen en krop grijsbruin. Overige onderdeelen
wit.
! n>ai r