liï
'111
il'I ii
Patrijzen, Korhoenders, Paauwen , Kalkoenen, Duiven enz.
Zij zi jn k r a c h t i g van ma a k s e l ; hebben v e e l a l
k o r t e , b r e e d e en a f g e r o n d e v l e u g e l s ; eenen b r e e den
s t a a r t , die niet zelden uit meer dan twaalf pennen
is zamengesteld; eenen k o r t e n veelal tamelijk krachtigen
eu flaauw gekromden b e k , die bij sommigen aan den wortel
met eene weeke liuid bekleed is; k r a c h t i g e , middelmatige
of korte p o o t e n , wier S c h e n k e l s steeds, wier
voetwortel somtijds, in het tegenovergestelde geval echter
van voren meestal met eene of twee rijen schilden, met vederen
bedekt zijn; teenen, allen met veelal s t omp e en
w e i u i g g e k r om d e n a g e l s gewapend, en in den regel
vier in getal, van welke er drie naar voren gekeerd zijn en niet
zelden spanvliezen vertoonen, terwijl de achte rste , behalve
bij de Duiven, een weinig hooger geplaatst is dan de overigen
; eenen k r o p , waarin het voedsel alvorens het in
de maag komt, tot eene soort van brei geweckt wordt, en
eene s p i e r r aaag, waarin de nog overgeblevene harde deelen
hjn gewreven worden. Zij voeden zich voornamelijk raet
zaden, vruchten en de maskers van insekten. Velen leven
in veelwijverij, en gezellig. De Duiven nestelen in den regel
op boomen en leggen slechts twee eijeren. De meeste overigen
broeden op den grond, leggen een aanzienlijk getal
eijeren, en de jongen verlaten het nest niet zelden korten
tijd na hunne geboorte. Zij zijn over den geheelen aardbol
verbreid.
De soorten, welke in ons land in den wilden staat aangetroffen
worden, behooren slechts tot drie hoofdgeslachten.
'Eenige soorten zoo als ons H o en , de F a z an t, Paauw, Kalkoen,
Parelhoen, zijn bij ons uit den vreemde ingevoerd,
en onder dezen komt slechts de Fazant, zoo als men weet,
als verwilderde vogel voor.
DE PATKIJZEN. PEEDIX.
De Patrijzen, van welke onze Patrijs en onze Kwartel
tot voorbeeld kunnen dienen, zijn krachtig en ineengedrongen
van gestalte; hunne v l e u g e l s zijn k o r t en a f g e r
o n d ; de s t a a r t is k o r t en wordt meestal h a n g e n d e
gedragen; de zijdelingsche neusgaten zijn gedeeltelijk door
een schubachtig vlies overdekt; de voetwortels zijn bij de
mannetjes veelal met een knobbeltje of met een, zelfs twee
Sporen gewapend. Zij bewonen de gematigde en heete luchtstreken
der geheele wereld, worden echter in Amerika slechts
in kleinen getale aangetroffen.
Wij hebben in ons land niet meer dan twee soorten van
dit geslacht, te weten de Patrijs en de Kwartel. ln het
overige Europa komen nog voor:
1. Be Roode patrijs, Perdix rubra, b r i s s . Grootte van
den gewonen Patrijs: bek en pooten rood; bovendeelen
roodachtig graauw; achterhals kastanjebruin; wangen en
keel wit met eenen zwarten band omzoomd ; krop en zijden
van den hals met zwarte vlekken; borst licht graauwblaauw,
op de zijden met zwarte dwarsbanden. Bewoont Frankrijk,