M ill
. i f f
a i-i
482
schelle stem hoort men to t op groote afstanden; maar het
is zeer moeijelijk, in den broedtijd den vogel te zien te
krijgen, vermits deze zieh steeds in de graanvelden of het
hooge gras ophoudt, en daarin met onbeschrijfelijke schielijkheid
loopt. Het nest bestaat uit eene eenvoudige, met
eenige grashalmen of plantenwortelen belegde uitholing van
den grond. Het bevat 7 tot 9 , somtijds nog meer, geelachtig
witte, raet violetgrijze en roodbruine vlekken versierde
eijeren.
De Watcrral. Rallus aquatìcus.
Wordt somtijds ook, even als de Kwartelkoning, Schriek, in
Groningen Fluitje, Zijde- en Fluweelhoenlje genoemd.
Dìe Wasser-Ralle. Le rale d’eau The Water-Raìl.
L inn., p. 262, n». 2. — Temm., I I , 6 83; IV, 438. —
Buff., Enl. 749. — N aum., pl. 235. — Gould, pi. 339.
G e h e e l e l e n g t e 9 |" . V l e u g e l s 5}". S t a a r t l | i " .
B e k 1-xV'- V o e t w o r t e l 1}".
Bek rood. Oogen roodbruin. Pooten roodachtig grijs.
Boven olijfbruin, elke veder in het midden zwart. Zijden
van den romp en den buik zwart, met witte smalle dwarsbanden.
Zijdelingsche onderdekvederen van den staart wit.
Overige onderdeelen, oogstreep en zijden van den kop donkergraauw.
De Waterral bewoont nagenoeg geheel Europa, ook Azië
tot Japan. Zij komt op den trek tot Noord-Afrika en Klein-
Azië; sommigen overwinteren, zelfs in IJslan d ', en houden
zich alsdan bij warme wellen op. Haar stemgeluid is brom-
mend. Deze vogels zijn strijdzuchtig. Zij vechten dikwijls,
raet hangende vleugels en opgerigten sta a rt, en vervolgen,
dooden en e te n , in de gevangenschap, allerlei andere zieke
of jonge vogels. Zij zwemmen zeer goed en vrijwillig, en
staan niet zelden op één poot. De Waterral wordt op den
trek, in ons geheel la n d , maar zeer enkel, in Noord-Brabant
echter meer algemeen, aangetroffen. Of zij hier te lande
n e s te lt, is ons onbekend, maar waarschijnlijk, daar zij in het
Oldenburgsche, ofschoon in kleinen getale, broedt. Het nest
staat in het riet of tusschen wilgenstruiken, somtijds op
den grond, somtijds op omgebogen rietstelen, tot twee voet
hoven het water. De eijeren, 4 tot I I in getal, hebben
veel overeenkomst met die van den Kwartelkoning.
DE KEANEN. GEUS.
De Kranen, welke men in het gewone leven veelal Zraaw-
vogels n o em i, zijn eigenlijk r e u s a c h t i g e Ra l l e n me t
z e e r h o o g e p o o t e n , t ame l i j k k o r t e t e e n e n , e e n e
k r a c h t i g e g e s t a l t e , eenen l a n g e n h a l s , en die door
dit alles eene g e d a a n t e verkrijgen, welke aan d i e d e r
Oo i j e v a r e n doet denken. De a c h t e r s t e k l e i n e s l agp
e n n e n zijn veelal v e r l e n g d en a f w a a r t s omge -