52
d en , en in dit geval reiken zij in de liebte grondkleur veelal
niet verder dan tot aan den krop. De staart is van twaalf,
somtijds zeer onduidelijke dwarsbanden voorzien. Bij de
twee uiterste en het meest in bet oog vallende verscheidenheden
is bij de eene, de geheele vogel nagenoeg eenkleurig
donkerbruin; bij de andere is de hoofdkleur der vederen,
behalve de pennen, wit met een grooter of kleiner getal
bruine lengtevlekken. Zeer zonderling is het verschijnsel,
dat er somtijds, maar zeer zelden, enkele bundels vederen
tusschen de schubben of schilden der po o ten , vooral der
teenen, te voorsehijn treden, waardoor deze voorwerpen aan
de Ruigpoot-buizerden doen denken.
De Buizerd bewoont geheel Europa, met uitzondering
van IJsland en de koudste gedeelteu van Lapland. Hij komt
ook in Siberië voor, en werd in den winter in Egypte
waargenomen. Hij tre k t, tot kleinere of grootere vlugten
vereenigd, en men ziet er alsdan somtijds tot honderd stuk
bij elkander. Hij is gedurende dezen tijd ook in ons land
vrij algemeen. Hij broedt zelfs bij ons, en wel in de bosschen
der provinciën Gelderland en Noord-Brabant ; maar
iu zeer kleinen getale. Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit
veldmuizen, of andere kleine zoogdieren, uit hagedissen,
kikvorschen , wormen, torren en andere insekten. Hij rooft
ook de jonge vogels of valt de zieken a an; maar gezonden
schijnt hij niet te kunnen vaugen. In de gevangenschap eet
hij ook vruchten en zelfs brood. Men vindt zijn nest in
bosschen, op hooge boomen. De eijeren, 2 tot 4 in getale,
53
zijn groenachtig blaauw, met bruine en paarsachtige vlekken.
Er zijn onder de uitheemsche soorten van Buizerden verscheidene,
welke zeer groote overeenkomst met onzen Buizerd
hebben, zieh echter daarvan voornamelijk onderscheiden
door dat de vederen hunner voetwortels minder ver of
verder afwaarts gaan dan bij den onzen. Van deze soorten
worden zelfs eenige aan de grenzen van ons werelddeel, of
toevallig in het warme Europa aangetroffen. De e e rs te ,
Buteo fe ro x of leucurus, is grooter dan onze Buizerd, en
bewoont de steppen om de Wolga. De tweede, kleinere,
Buteo capensis of tachardus behoort in Afrilca te huis.
J r i
; A
i
DE WESPENDIBVEN. PEENIS.
De Wespendieven zijn gekensehetst, door dat hunne teugels
met min of meer volmaakt ontwikkelde vedertjes, in
plaats van hairvedertjes, bekleed zijn. Zij liebben naakte
voetwortels, langwerpige en nagenoeg horizontale neusgaten,
tamelijk korte teenen, en niet zeer*sterk gekromde nagels.
Deze familie hevat behalve de eigenlijke Wespendieven ,
van welke in Europa slechts eene soort aangetroffen wordt,
de uitheemsche geslachten of oiidergeslachten B a za , Ma-
chaerhamphus en Cyrnindis.
De e i g e n l i j k e We s p e n d i e v e n onderscheiden zieh
van aile overige Roofvogels daardoor, dat hunne t e n g e l s
m e t v o lma a k t o n t w i k k e l d e s c h u b a c h t i g e v e d e r t
j e s di gt b e d e k t z ij n. Hunne v o e tw or t e l s zijn n a a k t