’ ''»'l'il
U h : - ; .
I lf i liìtìiil
‘tt'O
f iìi
!Ì
■“I I
, f
takjes, worteltjes van planten, mos en boombladeren belegd.
De 2 witte eijeren liebben eene poreuse en matte sehaal.
Me Tortelduif. Columba tnrtur.
Veelal eenvoudig Tortel genoemd.
Die Turteltaube. La tourterelle. The Turile.
L inn., p. 28 4 , n». 32. — Turtur aurìtus, Ray, Av., p.
6 1 , no. 2. — Temm., I I , 4 4 8 ; IV, 312. — Buee., Enl.
394. — Nozem. en Sepp, I , 11. _ Naum., pl. 152. —
G o u l d , pl. 246.
G e h e e l e l e n g t e 11", V l e u g e l s 6}". S t a a r t 4".
Be k r o o d a c h t i g zwa r t . Pooten en o o g e n geel .
Kop, keel en nek grijs. A a n we ê r s z i j d e van den
a c h t e r h a l s v i e r r i jen van s c h u b a c h t i g e , zwa r t
e, me t b l a a i iwwi t g e z o o m d e v e d e r e n . Rug geelachtig
bruin. Vleugels b ru in , naar buiten grijs ; maar de
overige vederen met zeer breede rosse zoomen. Krop, borst
en zijden vau den romp purpergrijs; buik wit, aan de zijden
blaauwgrijs. Onderdekvederen van den staart wit. Staartpennen
zwart, maar van boven in het grijsachtige trekkende,
en aan het einde wit, behalve de middelsten, die bruin zijn.
De Tortelduif bewoont geheel Europa noordelijk tot Lapland,
Noord-Afrika tot Madera, Klein-Azië, en het weste-
lijke Silierië. Zij is in ons rijk even gemeen als de Wondduif,
en nestelt als deze, in de steden en dorpen op dc
boomen der grachten, straten en tuiueu. Zij vertrekt in September,
en komt in April terug. Z.j voedt zich met granen
en zaden. Men vindt haar nest op boomtakken, veelal digt
bij den stam. Het is los uit takjes gemaakt, en bevat 2 ,
witte eijeren.
DE MOERASVOGELS. GRALLATÖRES.
De Moerasvogels, veelal ook Steltloopers genoemd, zijn
voornamelijk gekensehetst, door dat het o n d e r g e d e e l t e
d e r s c h e e n e n v e r l e n g d , n a a k t en, even als de ver-
leiigde voetwortel, m e t s c h i l d e n of s c h u b b e n bekleed
IS. Ve l e n zi jn z e e r h o o g op de poo t e n . De t e e n e n
gewoonlijk vier, zeldzamer drie in getale, zijn m e e s t a l v r ij ;
slechts bij eenigen zijn de voorteenen door geheele zwemvliezen
vereenigd; terwijl bij anderen slechts kleine spanvliezen
tusschen eenige der teenen aanwezig zijn.
Hun maaksel, hunne gestalte, het voedsel en de levenswijze
bieden voor het overige veelvuldige en groote onderlinge
afwijkingen. Zij zijn over den geheelen aardbol verbreid,
en bewonen moerassige of drooge vlakten, vooral in
de nabijheid van het water; sommigen komen ook meer
uitsluitend aan de zeekusten voor.
Deze orde bevat de vier hoofdfamilien der Reigervogels,
der Loopvogels, der Snipvogels en der Ralvogels.