pende dieren. Bij het zitten maakt hij zieh nagenoeg rond
als een bai. Als hij gestoord wordt, zijn zijne gebaren even
zonderling en zijn geluid even eigenaardig als die van den
Kerkuil. Men hoort zijne bolle lagchende stem, bij nacht-
tijd ver weèrgalmen. Men vindt zijn eenvoudig, uit een
weinig mos en eenige vederen gevormd nest in boomholen.
Somtijds liggen de eijeren zelfs eenvoudig op den houtmolm.
Deze, 3 tot 5 in getale, zijn rondachtig en wit.
De Steenuil. Strix noctua.
In Holland ook Poepuil en Boomuil, in Noord-Brabant
Huipke genoemd.
Der Steinkautz. La chevêche. The little owl.
R e t z iu s , Fauna Suecica, p. 8 4 , n». 35. (partira). —
Slrix passerina, Gmbl., I , p. 29 6 . — Strix nudìpes, N i l s s
o n , Orn. Suec. I , p. 68. — T emm., I , 9 3 ; I I I , 49. —
N ozem. en S e p p , I , p. 70. — N a um., pl. 4 8 , fig. I. —
G o u l u , pl. 4 8 . — S usem., pl. 4 1 , fig. 1 en 2. — Athene noe-
tua, B o n a p .
G e h e e l e l e n g t e 9 t o t 9}". V l e u g e l s 5 | t o t 6".
S t a a r t 2|-". V o e t w o r t e l 1
T e e n e n me t e n k e l e w i t t e b o r s t e l v e d e r t j e s .
Voetwortels raet donsachtige vederen bedekt. Bek geel. O o g
l i c h t g e e l . Kop middelmatig. Ooropening tamelijk klein. B o-
v e n d e e l e i i b r u i n , veelal in het zwartachtige trekkende.
m e t wi t t e , r o n d e v l e k k e n , die op den kop klein, en
op den rug weinig zlgtbaar zijn, op den nek tot een afgebroken
haisband zamenloopen, op de buitenvlag der groote
slagpennen zieh als dwarsbanden vertoonen, en ook op den
staart insgelijks dwarsbanden, vijf in getale, vormen. O n d
e r d e e l e n wi t , m e t g r o o t e , d o n k e r b r u i n e , veelal
getande, l e n g t e v l e k k e n ; maar o p d e b o r s t v o r mt
h e t b r u i n de g r o n d k l e u r , en schijnt met witte ronde
vlekken als bezaaid. De voetwortels, de oogstreek, kin en
een kraag op den voorhals, wit. Borststreek geelachtig wit,
met zwart gevlekt. Vederkrans donkerbruin.
De Steenuil bewoont nagenoeg geheel Europa; maar zijne
plaats wordt in Griekenland, Syrië, Arabië en Egypte vervangen
door een bleeker ras, Strix (Athene) meridionälis.
Hij behoort ook in ons land, onder de meest algemeene
soorten van Uilen, is veelal Standvogel, zwerft echter in
het najaar of gedurende den winter in het rond. Hij houdt
zieh over dag schuil, nestelt in holle boomen, onder de
daken der huizen, in holen van muren en in rotsspleten.
Het hoogst eenvoudige nest bevat 4 , 5 en somtijds zelfs
6 tot 7 rondachtige witte eijeren. Hij voedt zieh met muizen
, insekten, en vangt ook kleine vogels en hagedissen.
De Sneeuwuil. Strix nyetea.
Der Schneekautz. Le harfang.
L in n ., Fauna Suecica, p. 25 , n». 76. — Strix nivea