l i '
368
bevat, en doordat velen o p b o o m e n l e v e n en n e s t
e l en.
Zij zijn over de geheele wereld verbreid.
In den wilden staat worden in ons land slechts drie soorten
van Duiven aangetroffen.
Behalve dezen, leven in het overige Europa:
1. Columba livìa, b r i s s ., het stamras van onze tararne Duiven,
vooral aan de rotsige kusten van Zuid-Europa, van welke
men zegt, dat zij somtijds in troepen in zee, niet ver van
onze kust trekken.
3. Columba rupicola oì gelasles, eene Tortelduif van Japan,
China en Siberië, die somtijds in Rusland en zelfs tweemaal
in Zweden aangetroffen werd. Grooter dan onze Tortelduif
en donkerder van kleur.
3. Col. senegalensis of aegyptiaca, uit Turkije en Noord-
Afrika. Kleiner dan onze Tortelduif en rosser van kleur.
Wij doen hier slechts in het voorbijgaan opmerken, dat de
Lachduif, Columba risorta, veelal Tortelduif genoemd, een
vogel uit Noord-Afrika en het heete westelijke Azië is ,
die in Europa en ook bij ons als huisvogel ingevoerd werd.
4. Columba migratoria, l i n n ., met eenen langen, wigvormigen
sta a rt, uit Noord-Amerika, toevallig in Europa waargenomen.
De drie overige Europeesche, ook in ons rijk, voorkomende
soorten zijn de volgenden;
369
» e Wonilduif. Columba i>aliimbui§.
Ook Bing d u if, Ringelduif, Boschduif, Koolduif eu
Houtduif genoemd.
Die Ringeltaube. Le ramier. The Ring-Pigeon.
L in n ., p. 28 2 , n». 19. — Palumbus torquätus, L each. —
T emm., I I , 444; IV, 307. — B u f f ., Enl. 316. — N ozem.
en S e p p , I , 10, 2 platen. — N a um ., pl. 149. — Gouj.n,
pl. 243.
G e h e e l e l e n g t e 15 tot 16". Vl e u g e l s 9". S t a a r t
5 3 "
Bek en pooten rood. O o g e n geel .
De g r o o t s t e E u r o p e e s c h e Di i i f , en h i e r a a n
ZOO a l s a a n de wi t t e n e k k r a a g g ema k k e l i j k te
h e r k e n n e n .
Kop en keel donker blaauwachtig grijs. Achterhals metaalglanzig
violetgroen, hetgeen hij den rug in het metaal-
violette overgaat. Tusschen heide tinten aan weerszijde echter
een witte dwarsband. Mantel en vleugels bruingraauw ;
maar de buitenste dekvederen wit, en de slagpennen zwartachtig
bruin met witachtige zoomen. Middenrug-, stuit- en
bovendekvederen van den staart blaauwgrijs. Staartpennen
bruinzwart, in liet raidden met eenen breeden blaauwgrij-
zeii band. Krop vaal pnrpergrijs. Borst en linik grijsachtig