S'S!!
h o o f d k l e u r miu of meer l i c h t b r u i n is m e t donke r e
l e n g t e v l e k k e n ; d i e , meestal in d r o o g e o p e n e s t r e k
e n , op den g r o n d l e v e n en n e s t e l e n ; z i e h m e t
z a d e n of g r a n e n , maar ook met insekten en wormpjes
v o e d e n ; behalve Zuid-Amerika, over den geheelen aardbol
verbreid zijn, maar in Noord-Amerika en Australië
slechts in kleinen getale voorkomen. Sommige uitheemsche
soorten gaan over tot de Muschvogels, andere tot de Gors-
vogels. De wijfjes zijn een weinig kleiner dan de mannetje
s , maar bieden, even als de jongen, veelal weinig verschil
in kleur aan met de oude mannetjes.
Men heeft in ons werelddeel tot nog toe 12 soorten van
Leeuwerikken waargenomen, van welke er echter slechts 4
in ons land aangetroffen werden. De overige Europeesche
soorten zijn;
1. Alauda albigüla, Br a n d t . Zeer verwant met Al. alpestris;
maar de gele kleur van den kop wit, en het zwart
der wangen over de zijden van den hals loopend en met
het zwarte kropschild vereenigd. Bewoont de hooge gebergten
van Rusland.
2. Alauda brachydactyla, l e i s l e r . Niet grooter dan een
Musch. Teenen en nagels kort. Bek even groot als bij onzen
Leeuwerik. Kleur in het algemeen als bij dezen, maar veel
bleeker. Bewoont Zuid-Europa en Noord-Afrika.
3. Alauda deserti, l i c h t . ; isabellina, t e m m ., lusitania,
d e g l a n d en g m e l i n . Zeer verwant door hare grootte en
korte teenen met Al. brachydactyla ; maar de bek veel grooter
en geelachtig; de vederen vaal bruinros; van onderen,
vooral aan de keel witachtig en geheel zonder donkere
vlekken. Gemeen in Arabië, N u b ië , Egypte en het overige
Noord-Afrika; bewoont ook Griekenland, en het zuidelijke
Spanje en Portugal.
4. Alauda calandra, l i n n é . Aanzienlijk grooter dan onze
Leeuwerik; de bek veel krachtiger en een zwarte dwarsband
over den krop. Bewoont Noord-Afrika en Zuid-Europa,
komt toevallig in Midden-Europa voor.
5. Alauda tatarica, p a l l a s . Nog grooter dan de voorgaande
, met eenen even krachtigen b ek , zwarte pooten en
in het volkomen kle ed , ook de vederen geheel zwart. Bewoont
het heete Rusland en Tatarije.
6. Alauda sihirica, G m e l in of leucoptèra, pa l la s . Grootte
ongeveer als bij onzen Leeuwerik; maar de bek krachtiger,
een breede witte band over de vleugels ; de vleugels naar
voren e n , in het volkomen kleed ook de bovenkop, vaal
bruinrood. Woonplaats als de voorgaande.
7. Alauda desertbrum, St a n l e y of bifasciäta, l i c h t e n s t .
Nagenoeg zoo groot als een Spreeuw, maar de staart langer.
Pooten hoog, teenen en nagels kort. Bek langer dan de
kop en gekromd. Bewoont Noord-Afrika en Andalusië.
8. Alauda Bupontii v i e i l l ., zoo als de voorgaande met
eenen verlengden, maar slechts aan het einde gekromden
bek; ongeveer gekleurd als onze Leeuwerik, maar grooter,
Afrika bewonende, en somtijds naar Zuid-Europa ver-
dwalende.