il ‘f
i m
»e Groote kruisbek. Loxia pytlopslttäcns.
B echst., Ornith., Taschenbuch, I , p. 106. — T emm., I ,
3 2 5 ; I I I , 242. — B o n a p . en S ch l eg ., Loxiens, pl. 1. —-
N a um., pl. 109. — G o u l d , pl. 201.
Ge h e e l e l e n g t e 7". V l e u g e l s 3f". S t a a r t 2}".
Bek donker hoornkleurig. Pooten donker bruingrijs. Oogen
bruin.
D e g r o o t s t e van a l l e s o o r t e n van K r u i s b e k k e n ,
en h i e r a a n g ema k k e l i j k t e h e r k e n n e n .
Jo n g : Grijsbruin, in het geelachtige trekkende, vooral op
den romp, maar zeer donker op de vleugels en den staart.
De kleine vederen met zwartachtige lengtevlekken. Onderdekvederen
van den staart met witte randen.
Oud wijfje: Hoofdkleur van de kleine vederen, behalve
de onderdekvederen van den staart olijfgeel. Vleugels en
staartpennen zwartbruin, met geelachtige zoomen.
Oud mannetje: Pennen en vederen van de vleugels, sta a rtpennen
en groote bovendekvederen van den staart zwartbruin
, met licht roodbruine zoomen. Onderdekvederen van
den staart met breede witte zoomen en iu het midden zwart.
Alle overige kleine vederen fraai aalbezienrood.
Deze soort bewoont de sparrebosschen van Scandinavie
en in het algemeen de noordelijke en middelste oostelijke
helft van Europa. In de overige landen van dit werelddeel,
b. v. België, Erankrijk, Groot-Brittanje, ons rijk enz.
wordt hij slechts zeer enkel, wanneer hij na den broedtijd
rondzwerft, waargenomen. In Denemarken wordt hij daarentegen
jaarlijks van Augustus to t het voorjaar rondzwervende
aangetroffen. Hij voedt zich , even als de overige soorten,
vooral in den broedtijd, met het zaad der sparreboomen;
op zijne togten echter eet hij , als de andere soorten
, ook de zaden van andere boomen, b. v. van populieren
en ook van kruiden. Zijn zang is eenigzins schor, maar
niet onaangenaam. Men vindt zijn nest in December en
Januarij, en later in April, Mei en Ju n ij, zeer hoog op
sparreboomen. Het is uit drooge takjes van deze boomen
en korstmos digt ineen geweven, en bevat 3 tot 4, witachtige,
met vlekjes en stippen van allerlei donkere kleuren
geteekende eijeren.
De Hrulsbek. Loxia curvfrostra.
In Groningen Kruisvink en Kruiskanarie genoemd.
Der Kreutzschnabel. Le bec croisé. The Cross-Bill.
L in n ., p. 299, n “. 1. — T emm., I , 3 2 8 ; I I I , 242. —
B u f f ., Enl. 218. — N ozem. en S e p p , I I I , 221. — N aum.,
pl. 110. — G o u l d , pl. 202. — B o na p . en S ch l eg ., Loxiens,
pl. 2 , 3 en 4.