58
Bij de overige soorten (Gyps) is de snavel minder hoog,
maar dik ; de hals lang en de halskraag bestaat uit verlengde
vederen. Onder deze behoort de Gewone gier.
»e deirone gier. Vultur fulvus.
Der weissköpfige Geier. Le griffon.
B r i s s o n , I , 462. — Vultur leucocephalus, M ey e r und
W o l f , Taschenbuch, I , p. 7. — Gyps vulgaris, S a v ig n y ,
Egypte, Vol. X X I I I , p. 232. — T emm., 1 , 5 ; I I I , 3. —
N ozem. en S e p p , V, 395. — N a um., pl. 2. — G o u l d , pl.
1. — S ch l eg . en S usem., pl. 3 en 3“.
G e h e e l e l e n g t e o n g e v e e r 40 t o t 42". Vleugels 26
tot 27". Staart 12". H o o g t e van d e n b o v e n s n a v e l 1".
Ge e n a a nme r k e l i j k o n d e r s c h e i d in g r o o t t e en
k l e u r t u s s c h e n de b e i d e s eks en. Be k h o o r n k l e u -
r ig; bij de o u d e n n a a r v o r e n en b o v e n in h e t
g e e l a c h t i g e t r e k ke nde . Washuid blaauwachtig. Pooten
blaauwachtig grijs. Iris bruin. Voetwortel van voren, ongeveer
tot op een derde zijner lengte met vederen bedekt.
H o o f d k l e u r brui n. Vleugel- en staartpennen donker
bruinzwart.
Jong: Vederen lansvormig, r o o d a c h t i g b r u i n ; iedere
veder in het midden met eene overlangsche lichte streep.
K o p en h a l s m e t wi t t e d o n s v e d e r e n bedekt. Ha l s -
k r a a g door z e e r sma l l e en l a n g e v e d e r e n ge-
vormd.
O u d : V e d e r e n m i n d e r l a n gwe r p i g . Ha l s k r a a g
wi t , k o r t en d o n s a c h t i g . Ko p en ha l s , in plaats
vau dons, met enkele s t i jve b o r s t e l v e d e r e n bekleed.
Kleur der vederen g e e l a c h t i g g r i j s b r u i n , op de bovendeelen
valer, op de onderdeelen in het roodachtige trek-
kend, en slechts hier met lichte schachtvlekken.
Deze Gier bewoont het warme Europa, maar de voorwerpen
van Spanje en Sardinie zijn bleeker van kleur dan die
van Dalmatie, Hongarije en Griekenland en schijnen eene
klimatische verscheidenheid te vormen: Vuttur fulvus occi-
dentatis genoemd. De in Duitschland van tijd tot tijd waar-
genomene voorwerpen schijnen allen tot het gewone ras te
behooren, even zoo als het voorwerp door s e p p vermeld,
hetwelk omstreeks dertig jaren geleden op de Amersfoort-
sche beide gevangen werd.
Deze Gier leeft gezellig. Hij verheft zieh tot eene buiten-
gewone hoogte in de lucht. Hij maakt zijn eenvoudig nest
in rotsholen. De eijeren, 2 iu getale, zijn vaal-geelachtig,
in het blaauwachtige trekkende. Hij voedt zieh met het vleesch
van allerlei doode dieren. In het koude saizoen verlaten deze
vogels niet zelden de gebergten of ro tsen , welke hun in
den broedtijd tot verblijfplaats verstrekken, zwerven in het
rond, en verdwalen alsdan somtijds in streken, als b. v. in
ons lan d , waar zij anders nooit gevonden worden.
f i f.: