in hetzelfde nest echter niet zelden een gedeelte der jongen
geheel wit. Ook de loodkleur der pooten verändert somtijds
eerst laat in zwart: {Cygnus immutabilis¡ Y a r r e l l).
De Zwaan, als getemde vogel alom bekend, bewoont het
gematigde oostelijke Europa tot Siberie. In Scandinavie
broedt zij slechts in Schonen, op moerassen en meren. Zij
nestelt ook op verscheidene meren van Denemarken. Zij
komt op den tre k , van tijd to t tijd , bij feile koude, in het
wild in ons land voor, overwintert in het gematigde en warme
Europa, en werd ook in de omstreken van Smyrna overwinterende
waargenomen. De Zwaan voedt zich met waterplanten,
met insekten en allerlei kleine waterdieren. Zij
maakt haar nest aan den oever of tusschen het r ie t, uit
waterplanten, en belegt het dik met dons. Het heeft drie tot
vier voet in middenlijn, en bevat 5 tot 6 , zelfs tot 8 eijeren,
die dubbel zoo groot als ganzeneijeren, van buiten vuil
grijsgroen , van binnen lichtgroen van kleur zijn.
Me Wilde zwaan. Cygnns musleus.
Ook Deen, en in Groningen Hoelzwaan genoemd.
Le cygne sauvage. The Whistling.
Bechst., Nat., IV, p. 830. — Cygnus fe r u s , Briss., Orn.
V I , p. 292, n». 12. — Anas cygnus, Gmel., p. 501, n«.
1. — Cygnus olor, P all., Zoogr., I I , p. 211, n». 316. —
Cygnus melanorhynchus, Meyer en W olf, Tasch., I I , p.
498. — Temm., I I , 828; IV, 526. — N ozem. en Sepp, V,
4 91, 4 9 2 , (bovenste figuur).— Cygnus xanthorhinus , Ì A a v u . ,
pl. 296. — Gould, pl. 355.
Ge h e e l e l e n g t e 48". Vl e u g e l s 21". S t a a r t 6}".
B e k v a n v o r e n zwa r t , van de n e u s g a t e n n a a r
a c h t e r e n t o t a a n h e t oog c i t r o e n g e e l ; g r e n s
t u s s c h e n b e i d e k l e u r e n n i e t s c h e r p a f g e s c h e i den.
Pooten zwart. Oogen bruin.
Vederen geheel wit.
Bewoont de koude streken van het noordelijk halfrond
van de geheele wereld. Broedt in ons werelddeel, in het
koude Rusland en Scandinavië, enkel ook in het zuidelijke
Scandinavië, en somtijds zelfs op den zoogenaamden ouden
Rhijn bij Mainz. Verlaat hare broedplaatsen laat in het naja
a r, meestal eerst in November, trekl alsdan door het
overige E u ro p a , gaat zuidelijk tot Griekenland, zelfs to t
Egypte, waar de gewone Zwaan niet komt, en keert in
Maart naar haar zomerverblijf terug. Komt op den tre k ,
vooral bij koud weder, en veelal in kleine troepen van zes
to t acht stuks bijeen, aan onze kusten en op onze biiinen-
wateren. Wordt ook in Japan aangetroffen.
Me Kleine zwaan. Gygnus minor.
K eys, en Blas., p. 92. — Cygnus olor var. ß minor,
P all., Zoogr., I I , p. 2 1 4 , iff. 316. — Cygnus Bewickii,