' I :
■'iù:
vederen van den staart wit, eerstgenoemde aan de zijden
met eenige lange maar smalle zwartbruine vlekken. Alle
overige deelen isabelkleurig, op den rug in het grijsbruine
trekkende, aan de kuif meer rosachtig, maar elke veder
met eene breede zwarte punt.
De Hop bewoont het zuidelijke en gematigde Europa, en
komt noordelijk tot in het zuidelijk Scandinavië voor. Hij bewoont
ook Klein-Azië, overwintert in Noord-Afrika en werd
zelfs op Madera aangetroffen. In sommige streken, b. v. in
de Krim en aan de oevers der zuidelijke Wolga, is hij buiten-
gemeen talrijk, in anderen zeldzamer. Hij werd in alle
streken van ons rijk, ofschoon in kleinen getale, broedende
of op den trek waargenomen. Hij vertrekt in September en
komt in April terug. Hij houdt zieh gaarne aan de boschkan
ten , of zelfs in groote tuinen en buitenplaatsen op.
Zijn stemgeluid kan men tot op aanzienlijken afstand ver-
nemen; het bestaat uit d e, twee tot vier malen herhaalde
syllabe //h o ep ” ; van daar zijn naam. Hij voedt zieh met
insekten, vooral met derzelver maskers en met wormen,
die hij op den grond, vooral op de landerijen of op mesthoopen
gaat zoeken. Men vindt zijn nest veelal in boom-
h olen, echter ook iu de reten van muren en ro tsen , in
steenhoopen, of zelfs in een tot zes voet onder den grond
inloopende holen, hetgeen onder anderen dikwijls aan de
oevers van den IJssel en den Berkel werd waargenomen.
Het bestaat slechts uit eenige worteltjes of halmen van
planten, waarop de eijeren liggen. Deze zijn 4 tot 6 of
meer in getale, geel- of bruinachtig grijs, ook groen- of
witachtig.
DE SPEEEUWVOGELS. SÏURNI.
Deze groote familie bevat eeue menigte, onderling veelvuldig
afwijkende, vogels uit alle werelddeelen, die echter
in Europa slechts door eenige soorten vertegenwoordigd worden.
Huime grootte wisselt af tusschen die van eene Duif eu
van eenen Vink. De meesten hebben eenen min of meer
kegelvormigen snavel, de mo n d h o e k is a f w a a r t s da-
l e n d , en de o n d e r k a a k is nagenoeg t o t a a n h a r e n
wo r t e l na a kt . De pooten zijn tamelijk krachtig, naakt
en van voren met eene rij van groote schilden bedekt. Zij
hebben p u n t i g e v l e u g e l s , en velen hebben eenen k o r t
e n en aan het einde r e g t e n s t a a r t . Zg voeden zieh
met wormen, insekten, voornamelijk derzelver maskers, en
met beziën; zoeken hun voedsel veelal op den grond, en
nestelen gaarne in boomholen. De in ons werelddeel levende
soorten behooren tot het geslacht der Spreeuwen.
DE SPREEUWEN. SÏURNUS.
De Spreeuwen zijn bewoners der oude wereld. Hun bek
is ongeveer e v e n l a n g al s de k o p ; de s t a a r t is t a me
l i j k k o r t en aan het einde nagenoeg regt . De twe e d e
s l a g p e n is de l ä n g s t e , de e e r s t e is bui t e ngeme e n
• ! ■■ , -ji
i f l J '
äi'Ji''
i V i '
I'ii !
:
1' .1
■■■■ill.
■
I f f
! : i
1
I
■l i i " ! ! : :
r
V !
! s, : i'.l
i ,
.'Jl, U. '
h i : ; ; i
' ■.i l '
) Î
■ /r
i: