'i
ritius geschoten. Hij komt op den trek, in ons land, in September
en October längs het zeestrand voor, en men hoort
zijn fluitend geluid in de najaarsuachten dikwijls uit de
hoogte , wanneer troepen van deze en de voorgaande soort
gezellig trekken. Tegen de maand Mei komt hij te rug, en
rnen ziet alsdan, op onze weilanden, vlugten dezer vogels
van 2 0 , 30 en meer s tu k s , welke steeds gezellig leven en ,
zonder te broeden, tot in Augustus en September bij ons
blijven. Voedsel, stemgeluid, nest en eijeren als bij den
W u lp; maar de stem minder laag en minder krachtig en
de eijeren kleiner.
I»c Munbek-wulp. IVumenlus tenuIro,strIs.
Vieill., N ouv. Diet. Deterville, V I I I , p. 302. — T emm.,
IV, 394. — N a um . , pl. 218.
G e h e e l e l e n g t e 15" tot 16". V l e u g e l s 8 |" tot
9}". S t a a r t 3}". B e k 2 |" tot 3J". V o e t w o r t e l 2}".
tot 2}".
G r o o t t e ongeveer als bij den Regenwulp; kleur als hij
den Grooten wulp; maar de g r o n d k l e u r van k o p en
h a l s wi t , de vlekken dezer deelen kleiner, en de v l e k k
e n van de b o r s t en z i jden v a n d e n r omp veel
k l e i n e r en d r u p p e l - of h a r t v o r m i g .
Bewoont het warme Europa en Noord-Afrika. Dwaalt somtijds
in het gematigde Europa af. Men zegt, dat hij zelfs
eens bij St. Trond in Belgie genesteld heeft. Een voorwerp
werd den Dec. 1856, aan het I J nabij Spaarndam geschoten.
DE KLUITEN. RECURVIROSTRA.
De Kluiten zijn vooral gekensehetst door hunnen b e k ,
die l a n g , zwa k , a f g e p l a t , p u n t i g , s a b e l v o r m i g
en o p w a a r t s g e k r o m d is. Hun r omp heeft ongeveer
de g r o o t t e van dien e e n e r d u i f Zij zijn h o o g op de
p o o t e n , en hebben vi e r tamelijk k o r t e t e e n e n , van
welke d e d r i e v o o r t e e n e n d o o r u i t g e s n e d e n e
z w e m v l i e z e n v e r e e n i g d zijn. De s t a a r t is tamelijk
k o r t , en we i n i g a f g e r o n d . De vl eugel s zijn punt ig,
en r e i k e n t o t a a n h e t e i n d e van den s t a a r t . Hunne
kleuren bieden volgens de sekse, den leeftijd en het ja a rgetijde
weinig of geen verschil. Zij leven aan binnenwateren
längs de zeekust, nestelen op den grond, voeden zich met
wormen en insekten, die zij op ondiepe plaatsen in het
water zoeken, vliegen goed en zwemraen ook. Zij kunnen zich
bij Sterken wind moeijelijk staande houden.
In Europa en ook in ons land wordt slechts eene soort
van dit geslacht aangetroffen.
Eene andere, aan den Kluit aansluittende, soort is de Stelt-
\ûmt, Himantbpus candiduSjBo'H'SA'PEV.RE oi rufipes, Bechst. of
melanopterus, Meyer. Zij onderscheidt zich van den Kluit door
eenen regten snavel, door hoogere, roode pooten, door het ontbreken
van eenen achterteen, en nog meer puntige vleugels. Deze