Ge e n k n e v e l v l e k . B o v e n d e e l e n me t tamelijk b r e e d e
va a l b r u i n e d w a r s b a n d e n . B o v e n k o p tot in den
nek rood.
De Groene specht is de meest algemeene der Europeaansche
soorten. Hij wordt in het grootste gedeelte van E u ropa
en in het westelijke Siberie aangetroffen. Bij ons broedt
hij vrij algemeen, maar in de zee-provinciën is hij doorgaans
in zeer kleinen getale, of ontbreekt aldaar op sommige
plaatsen geheel en al. Hij houdt zieh bij voorkeur in
eikenbosschen op. Hij snort niet, en komt ook niet op het
kloppen af, waarmede men andere soorten kan lokken.
Hij voedt zieh voornamelijk raet raieren en derzelver poppen,
en men ziet hem derhalve dikwijls aan den voet der
stammen of op den grond, waar hij met meer behendigheid,
huppelende loopt dan de overige soorten. Men vindt
zijne 6 of 7 , somtijds tot 9 , witte eijeren in boomholen
op een hoogte van 20 en meer voeten.
Me Kleine groene speeht. Plens eanns.
G me l ., L in n ., I , p. 4 3 4 , nO. 45. — Picus vindi-canus,
M ey e r u. W o l e , Taschenbuch, I , 120. — T emm., I , 393;
I I I , 281. — N ozem. en S e e p , IV, 389. — N a um ., pl.
133. — G o u l d , pl. 227. — Gecinus canus, B o ie .
G e h e e l e l e n g t e l l " . Vl e u g e l s ongeveer 5}". Staart 3}".
Oo g gr i j s; bij d e o u d e n , r o o d g r i j s . Kleur van snavel
en pooten als bij den Groenen specht.
Heeft in het algemeen ve e l o v e r e e n k om s t m e t den
G r o e n e n s p e c h t ; maar hij is k 1 e i n e r ; de kleuren trekken
meer in het graauwe, de k o p en ha l s zijn ge h e e l g r a a u w
en de donkere vlekken der onderdeelen zijn tot de onderdekvederen
van den staart beperkt; de k n e v e l v l e k is
s t e e d s zwa r t ; de oogs t r e e k is g r a a uw, en niet zwart;
het wi j f je heeft in het geheel g e e n r o o d op den kop;
en bij het m a n n e t j e is het rood tot het v o o r h o o f d en
de k r u i n b e p e r k t .
Deze Specht bewoont voornamelijk het oostelijke Europa
tot Zwitserland, wordt echter ook in eenige daaraan grenzende
streken van Frankrijk aangetroffen. In Azië is hij over
een groot gedeelte van Siberië verbreid. In ons land komt hij
in zeer kleinen getale, en wel slechts in sommige grens-
provinciën, voor, daar hij in Noord-Brabant en in het Groes-
beeksche bosch werd waargenomen. In zijne levenswijze heeft
hij veel overeenkomst met den Groenen specht. De eijeren
zijn aanzienlijk kleiner dan bij deze soort.
J*e Bonte speeUt. Picus major.
In sommige streken van Noord-Holland Eksterspechl
genoemd.
L ’épeiche.
L inn., p. 176, iff. 18. — T emm., I , 395; H I , 281.