ärsi
getale en veelal eerst in October; en overwintert er zelfs bij
zacht weder. Voedt zich met waterplanten, zaden en
gras. Het nest wordt in moerassen of meren, wier oevers
met riet begroeid zijn, op heuveltjes van modder geplaatst:
het is uit gras vervaardigd, inwendig met vederen belegd en
bevat 4i tot 6 , somtijds zelfs to t 12, witachtige eijeren, volkomen
gelijk aan die der Tamme gans.
ÖC Rictganis. An.«ier scgetum.
Ook Zaadgans, bij de Amsterdamsche poeliers Schiergans,
in Groningen Weenk, W in k , Weenkies en Grasgans
genoemd.
Die Saatgans. The Bean-Goose.
Bechst., Nat. Deutschl., IV, p. 883. — Anas segetum,
Gmel., p. 512, nO. 68. — T emm., I I , 820; IV, 517. —
Buef., Enl. 985. — Anser arvensis, Brehm, Nat. all. Vog.
Deutschl., p. 839. — N ozem. en Sepp, I I I , 203. — N aum.,
pl. 286. — Goulu, pl. 348.
G e h e e l e l e n g t e 29 tot 30". V l e u g e l s 17 to t 19".
B e k 2}".
B a n d om d e n s n a v e l o r a n j e r o o d . O og e n br ui n.
P o o t e n s t e e n r o o d .
Kleur der vederen ongeveer als bij de Wilde gans, maar
dc vleugeldekvederen met meer bruin en met lichte randen.
517
Broedt in hot westelijke en noordelijke Scandinavie, van
65° N. Br. tot aan de IJsz e e , in moerassen of moerassige
bosschen. Bezoekt, zoo als de voorgaande soort, maar menigvuldiger,
ons land op den tre k , en overwintert, even
als alle overigen, met uitzondering der Kolgans, in het
wärmere Europa.
De Kleine rietgans. Anser brachyrhynchus.
Baill., Catal, p. 26, n». 248. — T emm., IV, 520. —
Anser phoenicopus, Bartlett, Proceed. Zool. Soc., 1839, p.
3. — Anser segetum, N aum., pl. 287.
G e h e e l e l e n g t e 25 tot 28". V l e u g e l s 16". B e k
1|- tot 2".
Z o o v e r w a n t me t de R i e t g a n s , d a t zij, zoo al s
h e t s c h i j n t , s l e c h t s a l s een r as van deze bes
chouwd d i e n t te wo r d e n . Echter een weinig kleiner, de
bek korter en veelal hooger aau het achtergedeelte van de
onderkaak, hetgeen ook dikker i s ; de band om den snavel
meestal smaller, en wanneer hij langs den zijrand der bovenkaak
verlengd is , niet over de neusgaten opklimmende;
deze band, zoo als ook de pooten, in het leven donker
rosekleurig; de kleur der vederen meer in het grijsachtige
trekkende.
Broedplaatsen onbekend. Wordt van tijd tot tijd, op deu
tre k , in ons land gevangen.