I f ’
lllil :
Velduil. Eene Afrikaansche, door hare vaalbruine kleur ge-
kenschetste soort. Brach, capensis, die vooral in Zuid-Afrika
te huis behoort, werd bij Gibraltar waargenomen.
3) De Kleine hoornuilen {Scops), hebben de ooropening
niet grooter dan het oog. De grootste soorten bereiken
naauwelijks eenen voet lengte. Hiertoe behoort de kleine
Olus scops of Scops zorca, van het warme Europa, en twee
derden voet lang.
4) De Groote hoornuilen {Bubo). Veelal aanzienlijk grooter
dan onze Ooruil, maar de ooropening klein. Onder deze behoort
de Uhu der Duitschers, Bubo maximus, over de twee
voet laug, die zelfs in Westphalen, maar nog niet in ons
land aangetroffen werd. Eene andere Europeaansche soort is
Bubo ascaldphus. Zij bewoont Zuid-Europa en Noord-Afrika,
is een weinig kleiner en heeft kortere ooren dan de voorgaande.
5) De Naaktpootige hoornuilen (Ketupa). Zij zijn tot Oost-
Indië beperkt, stemmen in grootte en door de kleinheid
van hun oor met de Groote hoornuilen overeen, maar onderscheiden
zieh vau alle overige hoornuilen door hunne
geheel naakte pooten en teenen.
De Ransull. Otus Tnlgarl.s.
Ook veelal eenvoudig Hoornuil genoemd.
Le moyen duc; le chat huant.
F l em m in g , Phil, of Zool. I I , p. 236. — Slrix ö/its, L in n.,
p. 132, 11«. 4. — Olus olus, C u v iEK , Règne ai). I , p. 3 4 1 .—
Temm., I , 102; I I I , 54. — N a um . pl. 45, fig. 1. — G o u l d ,
pl. 39.
G e h e e l e l e n g t e o n g e v e e r 15". V l e u g e l s 10} t o t
11". S t a a r t r u i m 5". O o r p l u i m p j e s me e r dan 1}".
Vleugels tot aan het einde van den staart reikende. O o g
o r a n j e g e e l . Be k zwar t . Pooten en teenen geheel ruig.
Nagels bruinzwart.
Grondkleur vaal geelachtig roestkleurig door wit afgebroken.
Iedere veder met eene overlangsche bruinzwarte
streep, welke op de borst en den buik door donkere smalle
dwarsbandjes doorkruist worden. Bovendeelen met smalle
digtstaande donkere zig-zag dwarsbanden gemarmerd. Diergelijke
banden, maar flaauwer vau kleur en door breedere
afgewisseld, op de groote slagpennen en den staart. Gezigt
voor de oogen zwart, om den snavel witachtig.
Deze Uil is nagenoeg over geheel Europa verbreid; hij komt
in den winter niet zelden in Egypte voor. Een daarmede
zeer verwant ras bewoont Noord-Amerika. Hij houdt zieh
in den broedtijd iu bosschen op. In ons land wordt hij
broedende in de bosschen van Gelderland en Noord-Brabant
waargenomen. Van het najaar af zwerft hij veelal rond,
komt alsdan niet zelden bij de woningen, en wordt somtijds
midden in den winter gevangen. Hij is een nachtvogel, die
zieh over dag, op takken tegen den stam der boomen zittende,
schuil houdt. Hij voedt zieh met muizen en andere
diergelijke kleine zoogdieren, eet ook insekten en krui-
U
1
il