gewoonlijk. Keel wit, voorhoofd en wangen zwart. Rug
roestkleurig. Overige onderdeelen lichter.
De hi) ons levende soorten zijn de volgenden
Jlc Hoolmee.<i. Parus major.
In Holland gewoonlijk eenvoudig Mees, bij Haarlem ook
PlaJclcer, en in Gelderland Bijmees genoemd.
Die Kohlmeise. La charbonnière. The great Tit of Titmouse.
L in n ., p. 341, n«. 3. — T em m ., 1 , 2 ; 111, 208. —
B u f f ., E n l., 3, fig. 1. — N ozem. e n S e p p , I I , 114. —
N a um ., pl. 94. — G o u l d , pl. 150.
G e h e e l e l e n g t e 5}". V l e u g e l s 2 |" . S t a a r t 2".
Oog donkerbruin. Bek zwart. Pooten vuil blaauwachtig.
De g r o o t s t e der inheemsche soorten, en h i e r d o o r
zoo a l s d o o r h a r e k l e u r e n g e ma k k e l i j k t e her -
k e n n e n .
Wangen wit, van achteren met het staalblaauwachtig
zwart omzoomd, hetwelk den bovenkop en de keel inneemt,
en van hier, als eene, bij het mannetje breede, bij het
wijfje smalle streep, längs het midden der overige onderdeelen
tot aan den staart doorloopt. Overige onderdeelen en
bovennek mat geel ; maar de onderdekvederen van den staart
witachtig en loodkleurig. Mantel groengeel. Achterrug, vleugels
en staart blaauwachtig grijs, maar de pennen op de
binnenvlag zwart, het buitenpaar staartpennen op de buitenvlag
en de groote vleugeldekvederen aan het einde wit.
De Koolmees is over geheel Europa tot aan den Poolkring
verbreid, en komt ook in Klein-Azië voor. Zij is in
ons lan d , voornamelijk gedurende den zwerftijd zeer algemeen,
broedt echter in de meeste längs de zee gelegene
provinciën, b. v. in Holland, slechts in kleinen getale. Hare
lokstem en hare korte zang zijn beider en krachtig. Zij is
moedig en moordzuchtig, valt in de gevangenschap hare
kameraden of zelfs haar gelijken niet zelden a a n , en doodt
ze door den schedel open te pikken en er de hersenen uit
te eten. Zij voedt zieh met allerlei insekten, derzelver
maskers en eijeren; met allerlei zaden, de pitten van beziën
en vruchten , en zelfs granen. Zij maakt haar nest in
holen van boomen, hoog of laag; in spleten van rotsen of
muren, of zelfs in oude nesten van eekhoorntjes. Het is
uit stelen en worteltjes van kruiden en uit mos gemaakt,
en met eene dikke laag haren of vederen belegd. Het bevat
bij het eerste broedsel 8 tot 1 4 , bij het tweede 6 tot 8 witte,
met roestkleurige stippen versierde eijeren.
Uc Pimpel. Parus coeruleus.
Ook Pimpelmees, en in Groningen Blaauwmeesje genoemd.
Die Blaumeise. La mésange bleue. The blue Tit.
L in n ., p. 3 41, n«. 5. — T emm., I , 289; I I I , 201.