ÎS t ïi
Me Zilvermeeuw. Larus argeutatus.
Ill Groningen Kaap en Kobbe, hoewel deze laatste naam
ook gegeven wordt aan de andere groote Meeuwsoorten.
Kobhe-eijeren heeten aldaar de eijeren van alle Meeuwsoorten
zonder onderscheid.
The Herring-Gull.
Brünn., Orn. bor., p. 4 4 , n«. 149. — Temm., I I , 764;
IV, 470. — Bufp., Enl. 253. — Nozem. en Sei-p, I I ’
195. — Naum., pi. 266. — G o u ld , pl. 434.
G e h e e l e l e n g t e 21". Vl e u g e l s 1 5 |" . S t a a r t 6".
K l e u r al.s bij d e Ma n t e lme e u w ; maar bij de ouden
de m a n t e l en vl e uge l s t o t op de g r o o t s t e e e r s t e
he l f t d e r s l a g p e n n e n , b l a a uwa c h t i g gri js, in p la a ts
v a n l e i zwa r t ; de d o n k e r e v l e k k e n der j o n g e n l i cht
e r en mi n of me e r in h e t r o s a c h t i g e t r e k kende.
Levenswijze en verbreiding als bij L. marinus; maar talrijker
aan de kust van het vaste land van Europa , dus ook
bij o n s, en in het algemeen meer zuidelijk gaande. Broedt
in Noord-Amerika niet zeldeu op boomen, tot op 40 voet
hoogte. Zeer gemeen aan de Middellandsche zee tot Madera
, maar in deze gewesten met ge l e p o o t e n {Larus cachinnans,
P allas ol Michahellesii, Bruch).
Me Hlelue zeemeeuw. Larus cauus.
L inn., p. 224, n«. 3. — Larus cyanorhynchus, Meyer
en W olf, I I , 480. — Larus Heinii, Von H omeyer in de
Nauraannia, 1853, p. 129. — N ozem. en Sep p , I I I ,
281. — T emm., I I , 771; TV, 477. — N aum,, pl. 261, -
Gould, pl. 437.
Ge h e e l e l e n g t e 15 t o t 16". V l e u g e l s 12 t o t 13}".
S t a a r t 5".
Bek groenachtig geel; bij de ouden donker vleeschkleurig,
naar voren zwart. Oogkring rood. Pooten geelachtig.
Kleur der vederen als bij de Zilvermeeuw, maar bij de
jongen de tweede helft van den staart eenkleurig zwart.
Het geheele ja a r door de gemeenste soort aan onze kust.
Over geheel Europa verbreid. Broedt ook in geheel Scandinavië,
en komt in Algiers en Klein Azië voor. In don
winter somtijds in menigte op onze weilanden , velden , de
groote grachten van Amsterdam, Rotterdam en zelfs tot
diep landwaarts i n , waar zij ook op boomen zittend aangetroffen
wordt. Het nest op de duinen. De 3 eijeren okergeel,
met grijze en bruine vlekken.
Me Mrieteeuige mcenw. Larus trldactyfus.
The Kittiwake.
L inn., p. 224, u«. 2. — Larus rissa, B rünn., Orn. bor,,
■ii
«
M :-4
■■■■ Í