• ,'iJi
.. p’":,;.
'ÆEÎ
! \ h
' i-tF m
¡ T i
l i 5
wa a r t s g e k r o m d e n b e k , h a r e k l e u r e n ; en den
k n o b b e l , wa a r v a n de bek van h e t m a n n e t j e bij
h e t voor hoof d v o o r z i e n is.
Bek karmijnrood, bij de jongen bruinrood. Oogen donker
bruinrood. Pooten vleeschkleurig, bij de jongen roodachtig
grijs.
: Oud: Kop en een groot gedeelte van den hals donker
metaalgroen. Achterhals en een gedeelte van den krop wit.
Voorgedeelte van den romp rondom met eenen breeden roestrooden
gordel. Rug en zijden van den romp wit. Midden
van borst en buik zwart. Onderdekvederen van den staart
wit, naar voren roestgeel. Staartpennen wit, maar aan het
einde zwart. Schoudervederen zwart. De laatste kleine slagpennen
wit; de volgenden roodbruin; de overigen metaalgroen.
Vleugeldekvederen wit. Groote slagpennen vaal zwart,
purperachtig.
Jo n g : Vleugels veel matter en valer. Het zwart aan de
borst, het roestrood aan den voorromp, en het donkergroen
aan kop en hals ontbreken. Hoofdkleur der bovendeelen
zwartachtig bruin. Onderdeelen wit, aan de zijden in het rosse
trekkende en de vederen naar de schacht toe donker van kleur.
Deze fraaije Eend is over het grootste gedeelte van E u ropa
tot Algiers en het gematigde Azië tot Japan verbreid,
wordt echter slechts aan sommige kuststreken broedende
waargenomen. Zij broedt in de zuidelijke helft van Scanrli-
navië; in Denemarken op vele plaatsen aan steile oevers en
steile zandhenvcls, dikwijls uren van het water verwijderd;
545
in Pommeren en in het Holsteinsche. Bij ons nestelt zij, ofschoon
in niet grooten getale, hier en daar langs de geheele
kust, b. V. op Walcheren en andere Zeeuwsche eilanden,
aan den Hoek van Holland, bij Wassenaar, Katwijk, Wijk
op Zee, Texel en het eiland Rottura. Zij maakt haar nest
diep onder het zand, in oude konijnenholen; op Rottum,
na het uitroeijen der konijnen, in kunstmatige holen en
legt 7 tot 12 of zelfs tot 16, rosachtig witte eijeren, die
grooter zijn dan die van de Tamme eend.
B. DE DUIICEENDUN.
De Duikeeuden, aau welke men den algemeenen naam
van Fulix gegeven heeft, onderscheiden zich van de overige
Eenden voornamelijk door dat haar a c h t e r t e e n van onderen
d o o r e en b r e e d vl i es o mz o omd is, haar l i gc
h a am me e r in een g e d r o n g e n is en hare p o o t e n
me e r n a a r a c h t e r e n g e p l a a t s t zijn, door dat zij h e t
l i g c h aa m bij het staan of loopen veel meer o p g e r i g t
dragen, zich meestal in o f bij d e z e e o p h o u d e n , grootendeels
van d i e r l i j k v oeds e l leven, v o o r t r e f f e l i j k
d u i k e n , en door dat haar v l e e s c h t r a a n a c h t i g en
si e c h t van s m a a k is. De oude mannetjes hebben een
van de jongen en oude wijfjes verschillend kleed. Zij zijn
grootendeels tot de koude gewesten van het noordelijk haif-
rond beperkt, waar vele soorten te gelijk over alle noord-
pool-zeeen verbreid zijn. De meesten brengen echter het
koude jaargetijde in meer gematigde streken door.