Fi-'/aSij
300
netje zeer fraai geteekend. Onderdeelen geel. Bovendeelen,
zijden en een gordel over den krop roodbruin. Gezigt zwart.
Bewoont Siberië en Noord-Rusland.
8. Emh. rustica. Niet veel grooter dau de Ringmusch; de
bek groot, zelfs grooter dan bij de Geelgors en regt. Bovenkop
zwart met eene witte lengtestreep in het midden en
aan weerszijde; wangen zwart. Onderdeelen wit, maar de zijden
en een gordel over den krop bruinrood. Bewoont Siberië
en Japan, ook enkel in Lapland en op den trek in het
overige Europa waargenomen.
4. Emh. caesia. Heeft eenige overeenkomst met den Orto
laan, maar is kleiner, de kop, hals en krop zijn blaauwach
de keel, borst en buik rosachtig roodbruin. Be
woont Syrie, het noordoostelijke Afrika en Griekenland
toevallig in het gematigde Europa.
5. Emb. strwlata. Grootte van de Ringmusch, maar de
staart langer. Hoofdkleur rosachtig roodbruin. Kop en hals
grijs, met zwarte lengtevlekken. Bewoont Noord-Afrika en
Andalusië.
6. Emb. chrysophrys. Een weinig kleiner dan de Geelgors.
Bovenkop zwart met eene witte lengtestreep in het midden
en een gele streep aan weêrszijde boven het oog. Bewoont
Siberië. Eens bij Luik gevangen.
7. Emb. eia. Grootte van de Geelgors. Hoofdkleur vaal
roodachtig bruin, op de bovendeelen met zwarte lengtevlekken;
maar aan weêrszijde van den bovenkop eene zwarte en
eene witte streep. Keel en wangen grijs, maar eene zwarte
knevelstreep en eene zwarte streep over de teugels en om
de oorstreek. Bewoont het warme Europa, noordelijk tot
Wurtemberg en den Midden-Rijn. Men heeft vau deze soort
onderscheiden Emb. cidides, b r a n d t , wier bovenkop, krop
en wangen donker roodbruin, wier keel en ook het midden
van den buik en de borst wit zijn. Bewoont Siberie,
toevallig in Rusland waargenomen. Emb. cidides, t e m m .
van Japan onderscheidt zieh van de Europeesche Emb. d a
slechts door meer zuivere tin ten , en nagenoeg geheel zwarte
wangen.
8. Emh. pityornus. Grooter dan de Geelgors. Bovenkop
wit, met zwart omzoomd. Keel en wangen donker bruinrood.
In het midden der wangen eene witte overlangsche
streep. Bewoont Siberie; toevallig in het oostelijke Europa.
Wij moeten hier nog gewag maken van de onder de naam
van Emb. lesbia, provincialis en Durazzi beschrevene soorten
uit het zuidelijke Frankrijk, welke niet met zekerheid te
bestemmen zijn, maar zonder twijfel onderling verwisseld
werden, en gedeeltelijk tot Emh. pusilla, gedeeltelijk tot
Emb. rustica of zelfs Emb. schoeniclus behooren. — Of Emb.
fu ca ta , PALLAS van het oostelijke Siberie, in Europa aangetroffen
werd, en eene van laatstgenoemde soorten hiertoe
behoort, is nog niet bewezen.
De overige Europeesche soorten zijn de volgenden.