i M
ik j :
Il î !
» C Goudvlnk. Pyrrhüla vulgârls.
Der Gimpel. Le bouvreuil. The Bullfinch.
T emm., 1, 338; I I I , 248. — Loxia pyrrhula, L in n ., p.
300, no. 4. — B u e f ., Enl. 145. — N ozem. en S e p p ., I I ,
133. — N a um., pl. 111. _ G o u l d , pl. 209.
Ge h e e l e l e n g t e 6}". V l e u g e l s 3}". S t a a r t 2}",
a a n h e t e i n d e n a g e n o e g regt .
Bek zwart. Oogen en pooten donkerbruin.
I n e l k e n l e e f t i j d te h e r k e n n e n a a n d e n z e e r
b r e e de n, g r i j s a c h t i g w i t t e n e i n d z o o m der g r o o t e
v l e u g e l d e k v e d e r e n , de w i t t e s t u i t , h e t zwa r t e
g e z i g t en den z wa r t e n b o v e n k o p .
Oud mannetje: Bovenkop, teugels en van deze een band
om den snavel, zwart. Wangen en onderdeelen to t aan den
achterbuik eyen als eene vlek aan de laatste kleine slagpen,
licht ponceau rood. Achterbuik, onderdekvederen van
den staart en de stuit wit. Achterhals, bovenrug, schoudervederen
en de kleine en middelste vleugeldekvederen graauw.
Groote vleugeldekvederen blaauwzwart, aan het laatste derde
grijsachtig wit. Slag- en staartpennen, de bovendekvederen
van den s ta a rt, zwart met staalblaauwen weêrschijn.
Oud wijfje en jong: Zoo als het oude mannetje, maar
de fraaije roode tinten door een vaal bruinroodachtig grijs
vervangen.
Men kan bij de Europeesche voorwerpen van deze soort
een grooter en een kleiner ras onderscheiden. Het kleinere
ras schijnt meer algemeen in de westelijke, het grootere in
de oostelijke helft van Europa voor te komen. Ten minste
behooren de bij ons, in Duitschland en het oostelijke Eu ropa
voorkomende voorwerpen tot het grootere ra s; terwijl
de Goudvinken, die het geheele jaar door iu Engeland
waargenomen worden, en die men gewoonlijk in Frankrijk
en zelfs in België aantreft, tot het kleinere ras behooren.
Somtijds komen intusschen ook vlugten van het grootere
ras naar België en Frankrijk, en van het kleinere ras tot
ons en naar Duitschland. Het eerstgenoemde draagt bij de
nieuwere Fransche schrijvers den naam van P. coccinïa; het
tweede, onze P. vulgaris minor, dien van P. vulgaris. Dit
kleine ras toont de volgende verhoudingen. G e h e e l e l e n g t
e 5 |". V l e u g e l s 4". S t a a r t 2 |". De oude mannetjes
van dit ras hebben het grijs aan den rug niet zelden met
ponceau-rood gemengd.
De Goudvink broedt in Scandinavië, het noordelijke Rusland,
in de bosschen van het Nassausche, in de Pyreneën
en vele streken van Frankrijk, in Groot-Brittanje, in het
Munsterland, en volgens n o z e m a n , zelfs in Gelderland. Hij
verbreidt zich in het najaar, in vlugten van twintig tot dertig
stu k s, over het geheele gematigde Europa en dus ook over
ons lan d , zwerft gedurende den winter rond, en trekt in het
voorjaar terug. Hij wordt ook in Siberië aangetroffen. De
Goudvink van Japan, Pyrrh. vulgaris oricntälis, heeft onge