9 0
ken, in den zomer in geheel Europa en in het gematigde
Azië tot Japan aangetroffen. Hij verhuist in den riazomer,
komt eerst in het voorjaar te ru g , en wordt gedurende dien tus-
schentijd algemeen in Noord-Afrika waargenomen. Hij houdt
zieh bij voorkeur in kleine bosschen op. Men ziet hem niet
zelden op de toppen der boomen, echter ook in de laagte,
op hekken, palen enz. zitten. Hij laat, meestal zittende met
hangende vleugels en den staart uitgebreid en een weinig
opgerigt, zijn stemgeluid, van hetwelk zijn naam ontleent
is, en op hetwelk niet zelden een lagchend geluid ' volgt,
hooren. De stem van het wijfje bestaat uit de eenige malen
herhaalde syllaben u wik.” De Koekoek voedt zieh voornamelijk
met harige rupsen, wier haren men dikwijls aan de
binnen wanden van de maag gehecht vindt, ofschoon hij de
meesten door den bek weder opgeeft. In het najaar eet hij
ook beziën. Zijne voortplanting biedt, zoo als die van de
overige Koekoeken en sommige andere vogels, de alom bekende
eigenaardigheid aan, dat het wijfje geen nest m a a k t,
maar hare eijeren, in tusschenpoozen van ongeveer eene
week, een voor een, in de nesten van andere vogels legt,
en die door hen laat uitbroeden. Even zonderling is h e t,
dat de, na evenredigheid zeer kleine en onderling buitengewoon
in kleur en teekening verschillende eijeren, niet
zelden iu laatstgenoemde opzigten overeenstemmen met de
eijeren der vogels, welke het pleegkitid moeteu opvoeden;
en om dit te verklären, heeft men aangenomen, dat
ieder Koekoekswijfje eijeren van eene bijzondere kleur leg t.
en ze in nesten brengt, wier eijeren in kleur met de
haren. overeerdiomst hebben. De Koekoek schijnt in polyandrie
te leven, en het getal mannetjes schijnt grooter te
zijn dan dat der wijfjes. Het wijfje legt haar ei op den
grond, neemt het vervolgens in de mondholte, en brengt het
ZOO, gedurende de afwezigheid der ouders, in het door haar
reeds vroeger opgezochte Vogelnest, onder de andere eijeren.
Eens uitgebroed, gaan, door de vraatzucht en grootte van
den jongen Koekoek, de eigenlijke jongen der pleegouders
gewoonlijk te niet of worden buiten het nest gedrukt. Wanneer
de jonge Koekoek uitgevlogen is, trekt zieh de eigenlijke
moeder, die hem niet uit het oog heeft verloren,
zijner aan, en voltooit het werk der opvoeding. Het Koekoekswijfje
legt haar ei in de nesten van allerlei vogels,
vooral zangvogels, zoo als rietzangers, kwikstaarten, gras-
rausschen en zelfs lijsters; men vindt het echter ook in dat
vau klaauwieren, meezen, groeners, kneuen, en somtijds zelfs
in die van eksters, vlaarasche gaaijen, tortel- en woud-
duiven.
De fabel, dat de Koekoek in den winter in eenen Sperwer
verändert, was reeds bij de oude Grieken in zwang.
Zij heeft haren oorsprong blijkbaar uit de omstandigheid
dat de kleuren van den Koekoek eenige overeenkomst met
die van den Sperwer hebben, en dat de Sperwers, nadat
de Koekoek verhuist is, beginnen in het rond te zwerven,
en bewoonde plaatsen te bezoeken.
■Ï:' ;
^■i1 IP, . : 'îü’'-ï4
I