OVERZICHT DER GESLACHTEN.
S e r ie s A. HOLOPETALAE. Bloembladen kaal of zelden donsachtig, gekleurd,
dun, genageld, gaaf of bijna gaaf, dakpanswijze dekkend
of gewonden in den knop. Helmknoppen kogelvormig of langwerpig,
met spleten openend.
Tribus I. T t r o w i l l o w l e a e . Kelkbladen tot een klokvormigen,
3—5-spletigen kelk vergroeid. Helmknoppen kort, vaak kogelvormig
of 2-lobbig, met aan den top samenvloeiende hokjes.
•j- Staminodiën 5.
1. Brownlowia. Vrije, tweekleppige, kogelvormige “vruchten.
2. Pentace. Niet openspringende, éénzadige vrucht met 5
vleugels.
j-j- Staminodiën ontbrekend.
3. Chartacalyx. Vruoht onbekend.
Tribus II. Crrewieae. Kelkbladen vrij. Bloembladen met een
honiggroelje aan de basis. Meeldraden aan den top van een verhoogden
bloembodem. Helmknoppen kort, met evenwijdige hokjes.
§ Vrucht zonder stekels, kaal of viltachtig.
4. Grewia. Kogelvormige,.-omgekeerd eironde of gelobde
steenvrucht.
5. Columbia. Vrucht 3—5-vleugelig, in 3—5 hokjes, elk met
2 vleugels uiteenvallende.
6. Diplophractum. Vrucht niet openspringend, 5-vleugelig.
Steunblaadjes met bultjes, het eene borsteldragend, 2-lobbig,
het andere gaafrandig.
§§ Vrucht met stekels of borstels.
7. Triumfetta. Kleine kogelvormige vrucht, niet openspringend
of in hokjes uiteen vallend.
Tribus III. Tllieae. Kelkbladen vrij. Bloembladen zonder honig-
groefje, onmiddellijk om de meeldraden ingeplant.
8. Corchorus. Kelk na den bloei niet vergroot? Doosvrucht
hauwvormig. Zaden niet gewimperd. Kruiden.
9. Trichospermum. Kelk na den bloei niet vergroot. Doosvrucht
loodrecht op het tussehenschot samengedrukt, met een korten,
dikken vleugel aan den top. Zaden lang gewimperd. Boom.
10. Schoutenia. Kelk na den bloei zeer vergroot, vliezig met
uitstaande lobben. Doosvrucht kogelvormig. Zaden niet gewimperd.
Boom.
S e r ie s B. HETEROPETALAE. Bloembladen kelkbladachtig, ingesneden
of ontbrekend, in den knop klepswijze aaneensluitend en dubbel gevouwen
of dakpanswijze dekkend, doch niet ineengedraaid. Helmknoppen
lijnvormig, door eindelingsche poriën openende.
Tribus IV. Sloanieae. Meeldraden op een vlakken of kussen-
vo/migen bloembodem, onmiddellijk door kelk- en bloembladen omgeven.
11. Echinocarpus. Doosvrucht met stekels of borstels. Bloembladen
in 2 rijen in den knop dakpanswijze dekkend.
Tribus V. Elaeocarpeae. Meeldraden op een verhoogden
bloembodem, aan welks basis de bloembladen zijn ingeplant.
12. Euaeocarpus. Steenvrucht. Bloembladen 4—5, omgevouwen,
in den knop klepswijze aaneensluitend.
1. BROWNLOWIA Roxb.
Kelk klokvormig, onregelmatig (of regelmatig) 3 - 5 -
spletig. Bloembladen 5, zonder klieren. Meeldraden talrijk,
vrij, op een verhoogden bloembodem. Staminodiën 5,
binnen de meeldraden, tegenover de bloembladen en bloembladachtig.
Helmknoppen nagenoeg kogelvormig. Eierstok
5 -hokkig; elk hokje met 2 eitjes; stijlen priemvormig,
een weinig vergroeid doch gemakkelijk loslatend. Vrucht-
bladen reeds spoedig uiteenwijkend, bij rijpheid geheel
vrij, nagenoeg kogelvormig, dik, 2 -kleppig, 1 -zadig. Zaad
zonder kiemwit; zaadlobben dik, vleezig.
Boomen met stervormige haren of schubben bekleed.
Bladeren gaafrandig, aan de basis 3—5- en vinnervig.
G-roote eindelingsche pluimen of kleinere in de oksels der
hoogste bladeren.
Aantal soorten- 3, Hn tropisch Azië, waarvan 2, B. argentata
Kurz en B. elata Ham. , in ‘Nederlandsch Indië.
2. PENTACE Hassk.
Kelk klokvormig, onregelmatig 3—5-spletig. Bloembladen
5, zonder klieren. Meeldraden talrijk, op een slechts
weinig verhoogden bloembodem, somtijds 5 -broederig.
Staminodiën 5, tegenover de kelkbladen. Helmknoppen
nagenoeg kogelvormig; stuifmeel kogelvormig met 3 poriën.
Eierstok 5-hokkig, elk met 2 eitjes; eitjes hangend;
zaadnerf naast de zaadlijst. Vrucht droog, niet opensprin-
gend, 8—5 -vleugelig, door mislukking 1 -hokkig, 1 -zadig.
Zaad kiemwithoudend.
Boomen. Kruidachtige deelen zachtharig of beschubd,
ten slotte kaal. Bladeren gaafrandig, lederachtig, 3—5-
nervig. Bloemen talrijk, klein en in eindelingsche pluimen.
Aantal soorten 3, waarvan 2 op Malakka en 4, P. polyantha
Hassk. , op Java,