j- Kleine kiem aan de basis van een vleezig kiemwit. Yin. Papaveraceae. Kelkbladen 2—3. Bloembladen
tweemaal meer, zelden ontbrekend. Meeldraden oo, (bij
de Papavereae, de eenige groep der familie, welke in
Nederlandsch Indië voorkomt.). Kruiden met afwisselende,
gelobde of ingesneden bladeren.
j--j- Geen kiemwit. Kiem gekromd. .
IX. Cruciferae. Kelkbladen 4. Bloembladen 4. Meeldraden
6, viermachtig, zelden 4. Eierstok uit 2, zelden 1
vruchtblad bestaande. Yrucbt vaak door een valsch tussehen-
scbot gedeeld. Kruiden met afwisselende, soms diep ingesneden,
doch niet samengestelde bladeren. Steunblaadjes
ontbrekend.
X. Capparidaceae. Kelkbladen 4, zelden meer. Bloembladen
4, zelden ontbrekend of meer. Meeldraden op, of,
zoo zij in bepaald aantal aanwezig zijn, niet viermachtig.
Eierstok uit 2—6, zelden uit 1 vruchtblad bestaande.
Kruiden, heesters of hoornen. Bladeren meestal afwisselend,
soms handvormig samengesteld. Steunblaadjes dikwijls
aanwezig, soms doornvormig.
j-J-j- Groote kiem in een vleezig kiemwit.^.
XI. Violaceae. Bloemen 5-(zelden 4-)tallig. Kelkbladen
en volkomen meeldraden in gelijk aantal. Helmknoppen
om den eierstok tot een ring vergroeid of samenkomend,
van binnen openspringend; helmbindsel dikwijls met een
aanhangsel voorzien. Om de meeldraden dikwijls nog weinige
of talrijke staminodiën. Zaadlijsten meestal 3. Kruiden of
heesters met afwisselende, zelden tegenoverstaande bladeren,
meestal onverdeeld. Steunblaadjes aanwezig, doch bij de
heesters spoedig afvallend.
XII. Bixaceae. Kelkbladen 2—6. Bloembladen in verschillend
aantal, soms ontbrekend. Meeldraden meestal oo.
Bloembodem vaak sehijfdragend. Zaadlijsten 2—oo, zelden
1. Boomen of heesters met onverdeelde of zelden handvormig
samengestelde, afwisselende bladeren. Kleine, afvallende
steunblaadjes. soms ontbrekende.
Cohors 3. POIYGALUfAB.
(Eier s tok ui t 2 (zelden ui t 3) v ru c h tb l a d e n
gevormd, me e s ta l door een tus schen-
schot gedeeld.)
Kelkbladen 5, zelden 4 of 3. Bloembladen 5, zelden 4 of 3.
Meeldraden in hetzelfde aantal als de kelkbladen of bloembladen
of in het dubbele aantal. Yruchtbladen meestal 2,
tot een min of meer volkomen 2-hokkigen eierstok vergroeid.
Eitjes oo, ■ horizontaal of slechts 1 in elk hokje, hangend,
met het poortje naar boven gericht. Kiemwit vleezig. Bloemen
regelmatig of onregelmatig.
-{■ Bloemen regelmatig.
XIII. Pittosporaceae. Kelkbladen 5. Bloembladen 5;
nagels meestal samenkomend of samenhangend. Meeldraden
5, vrij. Eierstok 1-hokkig of 2—5-hokkig. Kleine kiem in
een hard kiemwit. Opgerichte of windende heesters met
afwisselende bladeren. Geen steunblaadjes.-
■J-J- Bloemen onregelmatig.
XIY. Polygalaceae. Kelkbladen 5. Bloembladen 3 of 5.
Meeldraden meestal 8, éénbroederig, zelden 5 of 4. Eierstok
2-hokkig. Kiem recht; kiemwit vleezig, zelden ontbrekend.
Kruiden of heesters met meestal afwisselende, onverdeelde
bladeren.
Cohors 4. CARYOPHYMilNAE.
(Yrije, a s s t a n d ig e zaadlijsten.)
Kelkbladen 2—5, zelden 6, vrij of vergroeid. Bloembladen
evenveel of meer, of minder door mislukking. Meeldraden
evenveel als bloembladen of in dubbel aantal, zelden oo of
in geringer aantal. Eierstok 1-hokkig of zelden door valsche
tusschenschotten onvolkomen gedeeld. Eitjes aan asstandige,
zelden wandstandige zaadlijsten vastgehecht; poortje naar onder
gericht. Kiem gekromd, in het melige kiemwit, zelden recht.
•J- Kelkbladen 4—5.
XY. Caryophyllaceae. Kelkbladen vergroeid of vrij.
Bloembladen in hetzelfde aantal als de kelkbladen (zelden