vruchtbare afdeelingen; de eersten tegenover de bloembladen
geplaatst en elk 2—4, min of meer gesteelde, helm-
knoppen dragende, alle met 2 uiteenwijkende hokjes; de
laatsten langer dan de vruchtbare en stomp. Eierstok zittend,
pyramidevormig, 5-lobbig; bokjes met talrijke eitjes; stijlen
5. Doosvrucht vliezig, 5-kantig, 5-vleugelig, aan den top
afgeknot, schot verbrekend, 5-kleppig; kleppen aan de
randen iangharig. Zaden talrijk, kiemwithoudend; kiem
recht; zaadlobben plat, hartvormig; kiemworteltje naast
den navel.
Boomen of heesters. Bladeren hartvormig f eivormig-
langwerpig, klein gezaagd, soms hoekig. Bloemstelen
tegenover de bladeren, met weinig bloemen.
Aantal soorten 2—5, in tropisch Azië, alle ook in Nederlandsch Indië.
13. THEO B ROM A L.
Kelk 5-spletig of -deelig. Bloembladèn 5 , aan de basis
in een nagel versmald, hooger op kapvormig uitgehold,
daarboven omgebogen en in eene spatelvormige plaat
verlengd. Meeldradenbuis kruikvormig, met 5 lobben
zonder helmknoppen tegenover de kelkbladen, en in elke
tusschenruimte 2 — 8 kortgesteelde helmknoppen met
uiteenwijkende hokjes. Eierstok zittend, 5 -hokkig; elk
hokje met talrijke eitjes; stijlen draadvormig, min of
meer vergroeid. Steenvrucht, met eene houtachtige, 5 -hok-
kige kern. Zaden in een vruchtmoes, zonder kiemwit.
Zaadlobben dik, gelobd-ineengekreukt met zeer kort kiemworteltje.
Boomen met groote, langwerpige, onverdeelde, vinner-
vige (of aan de basis 3—5-nervige) bladeren. Bloemstengels
okselstandig of zijdelingsch, 1 -bloemig en in bundels bijeen
of vertakt met vele bloemen. Bloemen klein; vruchten
zeer groot.
Aantal soorten 6, in tropisch Amerika groeiend. T. Cacao L.
wordt in alle tropische gewesten gekweekt.
14. G U A ZUM A Plum.
Kelkbladen 5, beneden het ■ midden vergroeid, eerst
schedevormig. Bloembladen 5, aan de basis genageld,
daarna kapvormig, vervolgens omgebogen en tot eene
diep 2-spletige plaat verlengd. Helmknoppen, 2—3 bijeen
op één steel, aan den rand van de buisvormigehelmdra-
denzuil, afwisselend met de, tegenover de kelkbladen geplaatste
, staminodiën. Eierstok zittend, 5-lobbig, 5-hokkig;
stijlen min of meer vergroeid; talrijke eitjes in elk hokje.
Doosvrucht langwerpig, houtachtig, met wratten bezet.
Zaad kiemwithoudend; kiem gekromd; zaadlobben bladachtig,
gevouwen; kiemworteltje naast den navel.
Boomen met enkelvoudige, viltachtig behaarde bladeren.
Bloemen in okselstandige bijschermen. Bloemen klein.
Aantal soorten 5, voornamelijk in tropisch Amerika voorkomend,
doch waarvan ééne, G. tornentosa Kunth, in alle tropische gewesten,
ook in Nederlandsch Indie, waarschijnlijk altijd gekweekt, gevonden
wordt.
15. B U E T TN E R IA L.
Kelkbladen 5, aan de basis vergroeid. Bloembladen 5,
met hollen nagel, daarna omgebogen en aan de rugzijde tot
eene 3—5 -spletige plaat verlengd, terwijl de top met de
helmdradenzuil vergroeid is. Meeldraden vergroeid tot eëne
vleezige buis, welke 5 meeldraden tegenover de bloembladen
en 5 staminodiën tegenover de kelkbladen draagt;
helmknoppen 2 -hokkig, naar buiten openspringend. Eierstok
zittend, 5 -hokkig; hokjes tegenover de bloembladen,
met 2 eitjes; stijl gaaf of 5-spletig. Doosvrucht kogelvormig
, schotverbrekend, 5-kleppig; kleppen loslatend van
de centrale as; hokjes 1-zadig. Zaden klimmend, zonder
kiemwit; zaadlobben gevouwen om het naar boven gerichte
kiemworteltje; pluimpje gelobd.
Kruiden, boomen of heesters, vaak klimmend, niet zelden
gestekeld. Bladeren verschillend. Bloemen klein, in
herhaaldelijk vertakte, okselstandige of •eindelingsche
schermvormige bijschermen.
Omstreeks 45 soorten, grootendeels in tropisch Amerika voorkomende
; ongeveer een tiental soorten in tropisch Azië en Afrika'
3 in Nederlandsch Indië.
16. COM M EB SO N IA Forst.
Kelk 5-spletig. Bloembladen aan de basis breed, uitgehold,
met eene lintvormige plaat. Meeldraden 5, tegenover
de bloembladen; helmknoppen min of meer kogel-
9