![](./pubData/source/images/pages/page255.jpg)
den. Bladeren tegenovergesteld, gesteeld, enkelvoudig of
onevengevind, gekarteld. Bloemen groot, knikkend, wit,
groenachtig of rood, in veelbloemige, tot tegenover de
takken staande pluimen vereenigde bij schermen.
Aantal soorten 4, in tropisch Afrika tehuis hehoorende, doch
waarvan eene, Br. Calycinum Salisb., in alle tropische gewesten
verspreid is. Deze plant heeft enkelvoudige, gekartelde bladeren.
in wier insnijdingen zich gemakkelijk knoppen vormen, die zich
snel ontwikkelen en afvallende nieuwe planten vormen. In Neder-
landsch Indië verspreidt zij zich van Java tot de Molukken en
wordt aldaar aangetroffen van de kustplaatsen af tot 2000 a 3000
voet boven de zee. Bij Miquel werd zij vermeld als eene sóórt
van Kalanchoe Adam. (K. pinnata Pers.), bij andere schrijvers
met den geslachtsnaam Cotyledon L., (C. pinnata Lam., C. caly-
cina Roth) of van Varea, Vareia of Vereia And., (V. pinnata Spr).
2. K A LA N C H O E Adam.
Kelk 4-deelig, met lijn-, ei- of priemvormige slippen,
korter dan de bloemkroonbuis. Bloemkroon trompetvormig,
met urnvormige buis en met 4-deeligen, uitgespreiden
zoom. Meeldraden 8, met de bloemkroonbuis vergroeid,
2-rijig, alle met helmknoppen of om den anderen met en
zonder helmknoppen of een der beide rijen ontbrekend;
helmdraden zeer kort; helmknoppen langwerpig, binnen
de buis besloten. Schubben der schijf 4, lijnvormig of
langwerpig. Yruchtbladen 4, met de bloemkroonbuis vergroeid,
lancetvormig, eindigend in priemvormige stijlen,
met schuin afgeknotte stempels; eitjes o o , in oo rijen.
Kokervruchten 4, vliezig, -oo -zadig.
Stevige, opgerichte kruiden of halfheesters. Bladeren
tegenovergesteld, vleezig, zittend of gesteeld, gaafrandig,
gekarteld of vinspletig. Bloemen groot, wit, geel of purper,
in veelbloemige, tot pluimen vereenigde bij schermen.
Aantal soorten omstreeks 20, de meeste in tropisch Azië en
tropisch en Zuid Afrika en 1 soort in Brazilië. In Nederlandsch
Indië komen 3 soorten voor, K. laciniata D C., K. spathulata DC.
en K. acutiflora Haw. Door Miquel werd nog eene vierde soort,
K. pinnata Pers., genoemd, die echter tot het geslacht BryophyMum
Salisb. gebracht moet worden, {Br. calycinum Salisb.).
F am. x l y i i i . DROSERACEAE.
Bentham et Hooker, Gen. Plant. I, p. 661. 'g- Miquel, Fl. In d ,
Bat. I , 2, p. 119.
Bloemen tweeslachtig. Kelk 4S-5- (zelden 8-)deelig of
uit vrije kelkbladen bestaande, in den knop dakpanswijze
dekkend, en blijvend. Bloembladen 5, hypogynisch, zelden
perigynisch, meestal vliezig, geaderd, aan de bloem verwelkend
, vrij of aan de basis vergroeid, in den knop
dakpanswijze dekkend. Meeldraden 4—20, hypogynisch
of perigynisch, zelden op de bloembladen ingeplant; helmdraden
vrij of bij weinige geslachten aan de basis één-
broederig, priem- of draadvormig; helmknoppen meestal
gelijk, aan de basis of bewegelijk vastgehecht, kort of
lang of 2-hokkig; hokjes meestal naar buiten aan den
top of over de geheele lengte openbarstende, met een
soms aan de basis verdikt helmbindsel; stuifmeel soms
uit 4 samenhangende kogels bestaande. Schijf ontbrekend.
Eierstok vrij of met eene breede basis aan de basis van
den kelk verbonden, kogel- of eivormig, 1—5-hokkig;
stijlen 1-—5, draad- of knodsvormig, enkelvoudig, 2- of
veelspletig; stempels knopvormig, enkelvoudig of in fijne
slippen verdeeld; zaadlijsten dikwijls met de stempels afwisselende
; eitjes oo in elk hokje, zelden weinige, vastgehecht
aan as- of wandstandige of basilaire zaadlijsten,
zelden hangend aan den top van het hokje, anatroop en
met verschillend gericht poortje en zaadnerf. Doosvrucht
vliezig of papierachtig, 1—5-hokkig, veelzadig, hokver-
brekend, 1—5-kleppig openspringend, zelden op onregelmatige
wijze uiteenbarstend. Zaden meestal talrijk, zelden
in elk hokje één, opgericht, horizontaal of hangend;
kiemwit vleezig; zaadhuid verschillend, dikwijls los en
netvormig geaderd, nu eens gevleugeld, dan weder korst-
achtig, glad en glanzend; kiem recht, cilindrisch, in de
as van het kiemwit geplaatst; kiemworteltje meestal hier
uitstekend, zeer klein, en in de basis van het kiemwit
verborgen.
Hooge of lage, meestal klierachtig behaarde, overblijvende
kruiden, zelden halfheesters; wortelstok soms aanwezig
en dan lang en houtachtig of bolvormig en met