6. T R IG O N E L LA L.
Kelk buisvormig; tanden of lobben nagenoeg gelijk.
Bloembladen vrij van de meeldradenbuis; vlagje omgekeerd,
eivormig of langwerpig, zittend of tot een smallen
nagel versmald; vleugels langwerpig; kiel korter dan de
vleugels, stomp. Meeldraad tegenover het vlagje vrij of
in het midden met de overige vergroeid; helmdraden
niet verbreed; helmknoppen éénvormig. Eierstok zittend
of kort gesteeld, met oo eitjes; stijl draadvormig of vrij
dik, onbehaard, met eindelingschen stempel. Peul nu eens
dik en lang gesnaveld, dan weder lijnvormig, samengedrukt
of rolrond, soms plat en breed, recht, sikkel- of
boogvormig, niet openbarstend of aan den zadendra-
genden naad kokervruchtachtig openspringend of zelden
2-kleppig, aan de binnenzijde zonder vernauwingen. Zaden
zonder kiempropje.
Kruiden, dikwijls sterk riekend. Bladeren vinvormig
samengesteld, 3-bladig; nerven der blaadjes in kleine
tandjes eindigend. Steunblaadjes met den bladsteel vergroeid.
Bloemen geel, blauw of w it, alleen, in hoofdjes
of schermen of in korte en dikke trossen, zittend of gesteeld
in de bladoksels. Schutbladen klein of onduidelijk
waar te nemen. Schutblaadjes ontbrekend.
Ongeveer 50 soorten, welke hoofdzakelijk in Europa en Noord
Azië en Afrika voorkomen, zeldzamer in Australië en Zuid Afrika.
Een 2-tal soorten, T. Foenum Graecum Lam. en T.corniculataL.,
komen in Indië, rdoch alleen in gekweekten toestand voor.
7. T R IFO L IUM L.
Kelktanden of -lobben nagenoeg gelijk of de onderste
het langst, de twee bovenste min of meer vergroeid.
Bloembladen meestal verwelkend, de nagels alle, of alleen
de 4 onderste, min of meer met de meeldradenbuis vergroeid;
vlagje langwerpig of eivormig; vleugels smal;
kiel korter dan de vleugels, stomp. Meeldraad tegenover-
het vlagje vrij of zelden in het midden met de overige
vergroeid; helmdraden om den anderen of alle, nu eens
duidelijk, dan weder zeer weinig, verbreed; helmknoppen
éénvormig. Eierstok zittend of gesteeld, met weinige
eitjes; stijl draadvormig, van boven boogswijs gekromd,
met knopvormigen stempel of aan den top haakvormig
omgevouwen, met schuinen of rugstandigen stempel. Peul
langwerpig en nagenoeg rolrond of omgekeerd eivormig
en zijdelings samengedrukt, binnen de verwelkende kelken
bloembladen besloten, meestal vliezig, niet openbarstend.
Zaden 1—2, zelden 2—4 , zonder kiempropje.
Kruiden. Bladeren handvormig samengesteld, 3-bladig,
zelden 5—7-bladig; blaadjes aan den rand gestreept en
meestal getand. Steunblaadjes met den bladsteel vergroeid.
Bloemen meestal purper, rood of wit, zelden geel, in
aren, hoofdjes of schermen of zelden afzonderlijk; bloei-
wijzen okselstandig of, door het mislukken van den eind-
knop, schijnbaar ebidelingsch, doch nooit tegenover de
bladeren. Schutbladen nu eens klein of ontbrekend, dan
weder vliezig, blijvend of afvallend, dan weder de buitenste
tot een getand of gelobd omwindsel vergroeid;
schutblaadjes ontbrekend of zeer klein.
Hef aantal beschreven soorten i s , ongeveer 280, waarvan echter
hoogstens 150 goed begrensd' schijnen. Hoofdzakelijk behooren zij
in gematigde luchtstreken tehuis^ T. pratense L. wordt in Indië
verbouwd.
8. P SO R A L E A L.
Kelklobben nagenoeg gelijk of de onderste het grootst,
de twee bovenste dikwijls vergroeid. Bloembladen nagenoeg
even lang of de kiel het kortst; vlagje ei- of cirkelvormig,
in een nagel versmald of boven den nagel met
kleine, omgevouwen oortjes voorzien; vleugels langwerpig,
min of meer sikkelvormig; kiel boogswijs gekromd, stomp,
met in het midden min of meer samenhangendo . bloembladen.
Meeldraad tegenover het vlagje vrij of min of
meer met de overige vergroeid; meeldradenbuis in het
begin van den bloei vaak gesloten; helmknoppen klein,
éénvormig of om den anderen grooter en iets hooger ingeplant.
Eierstok zittend of kort gesteeld , met 1 eitje (zelden
met 2 eitjes); stijl draadvormig of aan de basis verdikt,
van boven boogswijs gekromd; stempel eindelingsch.
Peul eivormig, niet openspringend; vruchtwand meestal
met het zaad samenhangend. Zaad zonder kiempropje,
aan eene zeer korte zaadstreng.
Kruiden, half heesters of heesters, met zwarte of doorschijnende
klieren gestippeld. Bladeren nu eens handvor