p. 381 vóór 36. Shuteria. invoegen:
-j- Zaden zonder kiempropje. Bloemen klein.
p. 331 vóór S u b trib u s 2. Erythrineae. invoegen:
f f Zaden met een kiempropje. Bloemen groot.
38a. Kennedya. De twee bovenste kelklobben geheel
of bijna geheel to t eene gaafrandige of u itg e ran d e
bovenlip vergroeid. Meeldraad tegenover h e t vlagje
vrij, de overige vergroeid. Helmknoppen éénvormig.
Schutbladen n u eens groot en blijvend, dan weder klein
en spoedig afvallend.
p. 333 reg. 6 v. o. staat is het vlagje enz. lees is de
meeldraad tegenover het vlagje enz.
p. 337 reg. 12—24 v. o. 84. Sindora enz. aldus wijzigen:
f Kelk tijdens den bloei niet gespleten. Helmknop-
;; pen zonder spits.
84. Sindora. Eén bloemblad. Meeldraden k o rt één-
broederig, 2 volkomen, de overige m e t onv ru ch tb are
helmknoppen of zonder helmknoppen. E ie rstok met 2
eitjes, w aarvan gewoonlijk slechts 1 to t ontwikkeling
komt. Kelk en v ru c h t gestekeld.
85. Cynometra. Vijf bloembladen. Meeldraden 40—oo ,
vrij, alle v ru ch tb a a r. Kelk en v ru ch t n ie t gestekeld.
E ierstok m e t 2 eitjes, waarvan één to t ontwikkeling
komt. Bladknoppen ko rt. Bladeren evengevind; bladspil
voorbij de blaadjes n ie t verlengd.
86. Maniltoa. Vijf bloembladen. Meeldraden 40—45,
vrij ? Kelk en v ru c h t n ie t gestekeld. E ierstok m e t 2
eitjes, die beide to t ontwikkeling komen. Bladknoppen
meer dan een halven voet lang, door dicht opeengedrongen
schubben omgeven. Bladeren evengevind; bladspil
ver voorbij de blaadjes verlengd.
f f Kelk tijdens den bloei gespleten. Helmknoppen met
eene spits.
86a. Schizosiphon. Drie bloembladen. Meeldraden meer
dan 30, to t eene gespleten buis vergroeid. Eierstok
m e t 4 eitje. Bladeren evengevind; bladspil n ie t voorbij
de blaadjes verlengd.
p. 337 reg. 13 v. o. Daar enz. vervangen door:
Daar Bentham e ch te r de exemplaren van ’s Rijks
Herbarium bij de bewerking n ie t in handen heeft gehad,
en deze ook la te r n ie t b ew e rk t zijn geworden, zijn er
daaronder misschien nog nieuwe of voor Nederlandsch
Indië onbekende soorten.
p. 371 voor 39. e r y t h r i n a L. invoegen:
38a. K EN N ED Y A Vent.
Kelklobben nagenoeg even lang of een weinig
korter dan de buis, de beide bovenste tot eene
gaafrandige of uitgerande bovenlip vergroeid.
Vlagje omgekeerd eivormig of cirkelvormig,
in een nagel versmald, meestal met kleine,
omgeslagen oortjes; vleugels schuin langwerpig,
aan de kiel vastgehecht; kiel gekromd, min of
meer spits of stomp. Meeldraad tegenover het
vlagje v rij, de overige vergroeid; helmknoppen
éénvormig. Eierstok nagenoeg zittend of kort-
gesteeld, met co eitjes; stijl draadvormig, van
boven omgebogen, zelden aan den top met een
tandje voorzien, ongebaard, met eindelingschen
stempel. Peul lijnvormig, samengedrukt, rolrond
of gezwollen, 2-kleppig, van binnen tusschen
de zaden schotten dragend, opgevuld of zelden
ledig. Zaden eivormig of langwerpig, met zijde-
lingschen, door een kiempropje bedekten navel.
Overblijvende, windende of nederliggende kruiden.
Bladeren 3-bladig gevind, zelden 1—5-
tallig, met steunblaadjes aan de bladspil. Steun-
blaadjes breed, gestreept, soms zeer breed
en vergroeid. Bloemen rood of zwart, groot, aan
okselstandige bloeistengels, in trossen, schermen
of alleenstaand. Schutbladen nu eens op steunblaadjes
gelijkend en blijvend, dan weder zeer
klein en afvallend. Schutblaadjes ontbrekend.
Aantal soorten volgens Bentham en Hooker 4 4 , in
Australië voorkomende. Volgens Ferd. Mueler komt
ééne s o o r t, K. retusa Ferd.Muell., ook in Nieuw
Guinea voor.
p. 379 reg. 9 en 12 v. b. staat Plectotropis lees P lec-
TROTROPIS.
p. 404 de nummers vóór TRACHYLOBIUM Hayne en die
der volgende geslachten moeten alle met 1 verhoogd
worden.