der takken. Schutbladen klein; schutblaadjes ontbrekend.
Aantal soorten 3, in tropisch Afrika tehuis behoorende; ééne
soort, P. regia Bojer, ■wordt in Engelsch Indië veel gekweekt en
zal misschien op dezelfde wijze ook in Nederlandsch Indië aangetroffen
worden.
7 2 .'PA R K IN SO N IA L.
Schijfdragende kelkbuis kort; kelkslippen 5, vliezig,
weinig van elkander verschillend, licht dakpanswijze
dekkend of klepswijze aaneensluitend in den knop. Bloembladen
5 , uitgespreid, [weinig van elkander verschillend,
het bovenste, in den knop binnen gelegen, het breedst.
Meeldraden 10, vrij, weinig 'neergebogen; helmdraden
aan de basis een” weinig behaard; helmknoppen éénvormig,
eivormig, bewegelijk, met in de lengte openbarstende
hokjes. Eierstok kort gesteeld, vrij op den kelk-
bodem, oo -eiig; stijl draadvormig, in den knop dubbel
gevouwen, met kleinen, eindelingschen stempel. Peul
lijnvormig, paarlsnöèrvormig versmald, meer of minder
duidelijk 2-kleppig; kleppen öf dun lederachtig, öf vrij
dik, om de zaden bol, gestreept. Zaden langwerpig, met
de lengte-as in de richting van de peul, met een kleinen
navel dicht bij den top vastgehëcht, kiemwithoudend;
zaadlobben plat, vleezig; kiemworteltje kort, recht.
Boomen. Bladeren schijnbaar enkelgevind en bundels-
wijze bijeenstaand, doch in werkelijkheid dubbelgevind,
met eene zeer korte, doornvormige, gemeenschappelijke
bladspil en 2—4 zeer lange, afgeplatte blaadjes, die elk
talrijke, uiterst kleine blaadjes van den tweeden rang
dragen. Steunblaadjes meestal kort en doorhvormig. Bloemen
geel, in korte, losse, okselstandige trossen. Schutbladen
klein, spoedig afvallend. Schutblaadjes ontbrekend.
Aantal soorten 3, waarvan 1 in Mexico, 1 in Zuid Afrika en 1
in tropisch Amerika tehuis behooren ; de laatste soort, P. ccculeata
L . , is ook tusschen de keerkringen in de oude wéreld verspreid,
waarschijnlijk altijd gekweekt. In Nederlandsch Indië werd zij zoowel
op Java als op Borneo verzameld.
73. C A S S IA L,
Schijfdragende kelkbuis zeer kort; kelkslippen 5, dakpanswijze
dekkend in den knop. Bloembladen 5, dakpanswijze
dekkend in den knop, uitgespreid, min of meer
gelijk of de onderste het grootst, het bovenste in den
knop binnen gelegen. Meeldraden nu eens ten getale van
10, alle volkomen en nagenoeg gelijk of de bovenste
kleiner dan de andere of de 8 bovenste zeer klein of
mislukt, dan weder ten getale van 5; helmknoppen éénvormig
of die van de onderste het grootst; helmhokjes
met eene porie of korte spleet aan den top, zelden met
eene opening aan de basis openspringend. Eierstok zittend
of gesteeld, vrij op den bodem van den kelk, meestal
boogswijze gekromd, oo -eiig; stijl kort of lang; stempel
eindelingsch, afgeknot of klein, zelden fijn gewimperd
of gezwollen. Peul rolrond of plat-samengedrukt, hout-
of lederachtig of vliezig, niet of meestal 2-kleppig openspringend,
zelden in de lengte gevleugeld, van binnen
naakt of met horizontale, plaatvormige,; tusschenschotten
tusschen de zaden of aldaar opgevuld. Zaden dwars,
zelden in de lengte-as van. de peulhorizontaal of vertikaal
samengedrukt zelden min of meer vierzijdig of
rolrond, kiemwithoudend; zaadlobben eivormig of langwerpig,
plat en evenwijdig aan de kleppen van de peul
of golvend en schuin.; kiemworteltje kort en recht.
Boomen, heesters of kruiden. Bladeren evengevind,
zelden alleen uit eene verbreede bladspil bestaande. Steunblaadjes
verschillend. Klieren aan den bladsteel in den
vorm van wratten of schoteltjes zijn dikwijls aanwezig.
Bloemen geel, zelden wit of roodachtig, in okselstandige
of eindelingsche trossen, in eindelingsche pluimen of één
of meer in de bladoksels. Schutbladen en schutblaadjes
verschillend.
Aantal soorten omstreeks 340, overal tusschen de keerkringen
verspreid, eenige weinige daarbuiten. Miquel geeft 24 a 25 soorten
op voor Nederlandsch Indië, waarvan verscheidene in gekweek-
ten toestand voorkomen. De laatste zijn deels inheemseh en deels
uit andere streken, voornamelijk uit tropisch Amerika ingevoerd.
74. A B A U R IA Beoc.
Kelkbuis kort kegelvormig; kelkslippen 5, smal, toegespitst,
nagenoeg gelijk, in den knop licht dakpanswijze
dekkend en min of meer ineengerold of min of meer
klepswijze aaneensluitend. Bloembladen 5, zeer smal, in
den knop door de met hen afwisselende meeldraden ge