492 LUI. MYRTACEAË.
eene meestal uit 2 platen bestaande zaadlijst vastgehecht.
Bes kogel-, ei-, of peervormig, door den kelkzoom gekroond
of naakt. Zaden eenige weinige of in grooter
aantal, min of meer niervormig, met harde zaadhuid;
kiem gekromd, hoefijzer- of bijna cirkelvormig; kiem-
worteltje zeer lang; zaadlobben klein.
Boomen of heesters, dikwijls lang- of viltharig. Bladeren
tegenovergesteld, vinnervig. Bloemen groot, zelden klein,
tot bijschermen vereenigd, die ten getale van ls§j-3,
zelden in grooter aantal, in de bladoksels staan.
Aantal soorten omstreeks 100, bijna alle in tropisch en subtropisch
Amerika tehuis behoorend, doch waarvan er eenige in alle
tropische landen wegens de eetbare vruchten gekweekt worden. In
Nederlandsch Indië vindt men in gekweekten toestand en verwilderd
Ps. Guajava L., door een drietal variëteiten vertegenwoordigd,
Ps. pumilum Vahl, waarschijnlijk ook gekweekt, en Ps. ëlegans
Miq., die op de Molukken en Celebes inlandsch schijnt..
9. RHOD OM Y R TU S D C.
Kelkbuis tolvormig, langwerpig of min of meer kogelvormig,
boven den eierstok niet of een weinig verlengd;
kelkslippen 4—5, kruidachtig, blijvend. Bloembladen 4—5,
uitgespreid. Meeldraden talrijk, in oo rijen dicht bij een
staand, vrij, met draadvormige helmdraden; helmknoppen
bewegelijk of nagenoeg aan de basis vastgehecht, met
evenwijdige, in de lengte openspringende hokjes. Eierstok
1—3-hokkig, met 2-rijige eitjes, doch daar elk hokje door
een valsch tusschenschot gedeeld is, op de doorsnede
schijnbaar 2—6-hokkig met 1-rijige eitjes, verder door
horizontale, valsche schotten in boven elkander staande,
1-eiige vakjes verdeeld; stijl draadvormig, met schildvor-
migen of knopvormigen stempel. Bes min of meer steenvruchtachtig,
kogelvormig, eivormig of cilindrisch, verdeeld
in zooveel boven elkander staande, oo-rijige, 1-zadige
hokjes of steenkernen als de eierstok vakjes bevatte.
Zaden samengedrukt, niervormig of min of meer cirkelvormig,
horizontaal; zaadhuid hard; kiem hoefijzer- of
cirkelvormig; kiemworteltje zeer lang; zaadlobben klein.
Boomen of heesters, viltachtig bekleed of langharig, met
tegenoverstaande, vinnervige of drievoudignervige bladeren.
Bloemen meestal groot, okselstandig, aan een 1—3-bloe-
LIII. MYRTACEAE. 493
migen, zelden trosvormigen en 5—7-bloemigen, langen
of zeer korten bloemstengel.
Aantal soorten 5, waarvan 4 in Australië voorkomen, terwijl 1
in Zuid Azië ver verspreid is, nl. Rhod. tomentosa D C., in Nederlandsch
Indië veel in tuinen gekweekt.
10. M Y R T ÏÏS L.
Kelkbuis tolvormig, vergroeid, voorbij den eierstok niet
of weinig verlengd; kelkslippen 4—5, in den knop licht
dakpanswijze dekkend of geopend. Bloembladen 4—5 ,
uitgespreid. Meeldraden o o , in oo rijen, vrij, met draadvormige
of platte helmdraden en bewegelijke of aan de
basis vastgehechte helmknoppen, wier hokjes evenwijdig
zijn en met langsspleten openspringen. Eierstok onderstan-
dig, nu eens volkomen 2—3-, zelden 4-hokkig, dan weder,
daar de schotten aan den top niet tot de as komen, op
onvolkomen wijze in even zooveel hokjes gedeeld; stijl
draadvormig, met een kleinen of zelden knopvormigen
stempel; eitjes in elk hokje o o , in den binnenhoek onregelmatig
of in oo rijen ingeplant, aan eene zaadlijst, die
nu eens weinig vooruitspringt, dan weder in 2 platen is
verdeeld. Bes met de kelkbuis vergroeid en öf door den
kelkzoom gekroond öf zelden door het afvallen van dezen
naakt. Volkomen zaden 1-32 of oo , min of meer niervor-
mig, met beenharde, korstachtige of vliezige zaadhuid;
kiem hoefijzervormig of een weinig naar binnen gerold,
met een zeer lang, rolrond kiemworteltje en veel kortere,
soms zeer kleine zaadlobben.
Heesters, zelden boomen, onbehaard, viltachtig behaard
of zachtharig. Bladeren tegenovergesteld, vinnervig, nu
eens klein en lederachtig dan weder dun en vliezig.
Bloemen aan okselstandige bloemstengels, die meestal dun
zijn en öf 1 bloem öf van het midden naar den omtrek
3—7 bloemen dragen, waarvan de middelste zeer kort,
de zijdelingsche langer gesteeld zijn. Onder den kelk zijn
schutblaadjes, die nu eens zeer klein, dan weder grooter
en bladachtig zijn.
Aantal soorten omstreeks 100, waarvan echter zeker een groot
aantal als synoniemen te beschouwen zijn, meestal in Zuid Amerika
voorkomende, doch waarvan eenige in Australië, Nieuw Zeeland,
Zuid Europa en West Azië voorkomen. De Zuid Europeesche soort,