met eene korte spleet openbarstend en ineenvloeiend.
Eierstok 2—4-hokkig, met 2 eitjes in
elk hokje; stijl priemvormig, onverdeeld. Tracht
besvormig, niet openbarstend, 2—4-hokkig. Zaden
in elk hokje 1—2, klimmend of hangend, kantig
; zaadhuid korstachtig of beenhard, van
buiten dikwijls moesachtig; kiemwit vleezig;
kiem recht; zaadlobben plat of golvend.
Heesters met meestal min of meer tegenovergestelde,
gaafrandige of getande bladeren.
Bloemen meestal gemengdslachtig, kleiner dan
die van Elaeocarpus, in zijdelingsche en oksel-
standige trossen. Bessen klein.
Aantal soorten omstreeks 5, waarvan 1 in Chili, 1 in
Tasmanië, 2 in Nieuw Zeeland en 1 in Nieuw Guinea.
De laatste is A. Papuana Ferd. Muëll.
Fam. XXIV. LINACEAE.
p. 139 reg. 13—14 v. b. vervangen door:
4 Stijlen vrij;
4. Sarcotiieca. In elk hokje van den eierstok 2
eitjes. Besvormige doosvrucht, die schotverdeelend openspringt.
4a. Durandea. In elk hokje van den eierstok 1 eitje.
Geribde steenvrucht, met 5 min of meer beenharde
kernen.
■j-f Stijlen tot aan den top vergroeid.
5. Ixonanthes.' In elk hokje van den eierstok 1 eitje.
Leder- of houtachtige doosvrucht, die schotverdeelend
naar buiten openspringt.
p. 141 vóór 5 . IXONANTHES Jack: invoegen:
4a. DURANDEA Planch.
Kelkbladen 5, lederachtig, in den knop dak-
panswijze dekkend. Bloembladen 5 , in den knop
ineengedraaid, hypogynisch, vrij dik, afvallend.
Meeldraden 10, alle van helmknoppen voorzien,
aan de basis tot een ring verbonden. Eierstok
5-hokkig, met 1 eitje in elk hokje; stijlen
nagenoeg van de basis af vrij. Tracht eene
niet zeer vleezige, eivormige steenvrucht met
eene spits op den top, en met 15 ribben,
waarvan telkens 2 dunnere tusschen 2 dikkere
liggen; kernen min of meer beenachtig, niet
openbarstend. Zaden met een vleezig kiemwit en
eene groote kiem, met bladachtige, groene
zaadlobben.
Onbehaarde heesters met afwisselende, ge-
steelde bladeren. Bloemen klein, in eindeling-
sche en zijdelingsche pluimen, uit bij schermen
samengesteld.
Aantal soorten 2 , waarvan de eene op Nieuw Cale-
donië en de andere, D. pallida K. Schnm., in de Duit-
sche bezittingen op Nieuw Guinea voorkomt. De beschrijving
der bloemen is grootendeels aan de eerste,
die der vruchten aan de tweede soort ontleend.
Fam. XXVIII. RUTACEAE.
p. 155 bij 2. Evodia. invoegen:
Kelkbladen in den knop dakpanswijze dekkend. Schijf
gaafrandig of 4—5-lobbig , doch niet buisvormig.
2a. Herzogia. Bladeren tegenovergesteld. Meeldraden
4. Ongewapende heesters. Kelkbladen in den knop dubbelgevouwen,
klepswijze aaneensluitend. Schijf buisvormig,
4-lobbig, den eierstok omgevend.
p. 157 vóór 3. TETRAQTOMIA Hook.f. invoegen:
2a. HERZOGIA K. Schum.
Bloemen gemengdslachtig. Kelkbladen 4, in
den knop dubbel gevouwen klepswijze aaneensluitend.
Bloembladen 4 , in den knop klepswijze
aaneensluitend, met een, eenigszins toege-
spitsten, naar binnen geslagen top. Meeldraden
4 , met eivormige, aan den top toegespitste,
aan de basis pijlvormige hokjes. Schijf zeer
groot, vliezig, kort buisvormig en 4-lobbig.
Eierstok 4-lobbig; stijlen 2, aan de basis vrij;
eitjes 2 in elk hokje, boven elkander geplaatst.
Heester met dunne, ongedoornde takken en
vliezige, gesteelde, gaafrandige, tegenoverstaande
bladeren. Bloemen wit en gesteeld, in oksel