knoppen éénvormig. Eierstok zittend of gesteeld, 2-eiig;
stijl priemvormig of samengedrukt, gekromd, ongebaard,
met een kleinen, eindelingschen stempel. Peul nagenoeg
zittend of gesteeld, breed lijnvormig, meestal sikkelvormig
, aan de basis over eene groote uitgestrektheid p lat,
niet openspringend en ledig, boven aan den top dikker
en 1-zadig en daar vrij laat tweekleppig openspringend.
Zaad plat, eivormig, zonder kiempropje.
Hoogklimmende, meestal viltachtig behaarde heesters.
Bladeren 3-bladig gevind, met steunblaadjes aan de blad-
spil. Steunblaadjes aan den bladvoet klein. Bloemen klein,
rosé, purper of wit, talrijk, in bundels of trossen langs
de takken van eene pluim. Schutbladen en schutblaadjes
klein, smal.
Aantal soorten 10, in tropisch Azië eir Afrika. Volgens Miquel
komen er 6 soorten voor in Nederlandsch- Indië.
43. GA .LACT IA P. Br.
Kelklobben toegespitst, de beide bovenste tot eene gaaf-
randige bovenlip vergroeid, de zijdelingsche kleiner, de
onderste meestal het langst. Ylagje eivormig of cirkelvormig,
met aan de basis een weinig neergeslagen of met
aanhangsels voorziene randen; vleugels smal of omgekeerd
eivormig, met de kiel samenhangende; kiel ongesnaveld,
even lang of grooter dan de vleugels. Meeldraad tegenover
het vlagje vrij of in het midden met de overige vergroeid;
helmknoppen éénvormig. Eierstok nagenoeg zittend, oo -eiig;
stijl draadvormig, ongebaard, met kleinen, eindelingschen
stempel. Peul lijnvormig, recht of gekromd, plat-samen-
gedrukt of zelden aan beide kanten bol, 2-kleppig, van
binnen tusschen de zaden opgevuld of met min of meer
ontwikkelde schotten. Zaden zonder kiempropje.
Eederliggende of windende kruiden of rechtopstaande
heesters. Bladeren 3-bladig gevind, zelden 1—5- of 7-bladig,
met steunblaadjes aan de bladspil. Steunblaadjes aan den
bladvoet klein of spoedig afvallend. Bloemen nu eens van
middelbare grootte of kleiner, dan weder zeer groot, rood,
violet of wit, in paren of bundels, die ver uiteen staan,
geplaatst aan kleine, knoopvormige verdikkingen van de
spillen van okselstandige trossen, of de onderste bloemen
alleenstaand in de bladoksels. Schutbladen klein, borstelvormig
; schutblaadjes zeer klein. Bloemknop toegespitst.
Ongeveer 45 sóórten, in de warme gewesten, hoofdzakelijk in
Amerika. Voor Nederlandsch Indië worden door Miquel twee soorten
opgegeven, nl. G. tenuifiora Wight et Arn. en G. villosa Wight
et Arn. waarvan de laatste door Baker in Hooker’s Flora of Brit.
Ind. II, p. 192 als eene variëteit der eerste beschreven wordt.
44. D IO C L EA H. B. et K.
Bovenste twee kelklobben tot eene gaafrandige bovenlip
vergroeid, zijdelingsche klein, de onderste het langst.
Ylagje cirkel- of eivormig, teruggeslagen, met neergeslagen
oortjes aan de basis; vleugels omgekeerd eivormig
of langwerpig, vrij, iets langer dan de kiel; kiel gekromd,
gesnaveld of stomp. Meeldraad tegenover het vlagje onder
aan de basis vrij, in het midden met de overige vergroeid
; helmknoppen éénvormig of om den anderen zeer
klein en deze zonder stuifmeel. Eierstok nagenoeg zittend,
2-oo -eiig; stijl gekromd, ongebaard, naar den top verdikt
of verbreed, met afgeknotten, eindelingschen stempel.
Peul lijnvormig, langwerpig of half cirkelvormig, plat-
samengedrukt of min of meer gezwollen, lederachtig, aan
den bovennaad verbreed of aan weerskanten gevleugeld,
2- kleppig, tusschen de zaden van binnen opgevuld. Zaden
samengedrukt, zonder kiempropje en met een nu eens korten
, dan weder langen, lijnvormigen navel.
Hoogklimmende heesters of half heesters. Bladeren
3- bladig gevind, met steunblaadjes aan de bladspil. Bloemen
blauw, paarsch, of wit, in soms gesteelde bundels
langs de dikke of lange, aan de knoopen verdikte spil van
eenen tros. Schutbladen spoedig afvallend; schutblaadjes
spoedig afvallend, vliezig.
Aantal soorten volgens Bentham en Hooker 46 , welke grooten-
deels in tropisch Amerika Voorkomen, doch waarvan een tweetal
ook in tropisch Azië wordt aangetroffen. In Nederlandsch Indië komt
ééne soort voor, door Bentham als D. Javanica beschreven, in
Zollinger’s collectie als een nieuw geslacht Lepidamphora (L.
volubilis Zoll.) uitgegeven. Baker vereenigt haar in Hook. Fl. of
Br. Ind. II, p. 196 met de kosmopolitische D. reflexa Hook. f.
45. P U E R A R IA D C.
Bovenste twee kelklobben * of tanden tot eene gaafrandige
of 2-tandige bovenlip vergroeid. Ylagje omgekeerd