Aantal soorten, volgens Bentham en Hooker, 4, in Britsch en
Nederlandsch Indië. Radlkofer rekent de soorten van A nomosan-
thes BI. tot het geslacht Lepisanthes B I., doch noemt ze niet
onder de Sapindaceae van Nederlahdsch Indië.
15. SCORODODENDRON BI.
Bloemen gemengdslachtig-tweehuizig, regelmatig. Kelkbladen
5, in 2 rijen, dakpanswijze dekkend in den knop.
Bloembladen 5, gelijk, boven den nagel met een dubbelen,
2-lobbigen, in opgekrulde slippen verscheurden kam.
Schijf ringvormig, Onbehaard, regelmatig. Meeldraden 10,
centraal, met zaehtharige, min of meer gelijke helmdra-
den; helmknoppen binnen de bloem besloten. Eierstok
centraal, zittend, 2-hokkig; stijl eindelingsch, enkelvoudig:
stempel onduidelijk 2-tandig; 1 eitje in elk hokje,
aan de as bevestigd. Yrucht eivormig, droog, met den
spitsen, blijvenden stijl op den top, niet 'openspringend,
2-hokkig. Zaden met een vleezigen zaadrok; zaadhuid
vliezig; kiem gekromd; zaadlobben dik, ongelijk.
Kleine, naar uien riekende boom. Bladeren afwisselend,
zonder steunblaadjes, onevengevind; blaadjes tegenovergesteld,
gaafrandig, onbehaard. Bloemen wit, in bundels
aan okselstandige en eindelingsche, min of meer samengestelde
en wijd uitgespreide of neerhangende trossen.
Eéne soort, op Timor voorkomende, S . pallens BI., welke door
Radlkofer tot Lepisanthes gebracht is. (L . p a llens R a d lk .)
16. LEPISANTHES BI.
Bloemen regelmatig, gemengdslachtig-tweehuizig. Kelkbladen
4- ~-5, 2-rijig dakpanswijze dekkend in den knop.
Bloembladen 4—5, met eene kapvormige schub boven
den nagel. Schijf ringvormig, regelmatig. Meeldraden 8,
centraal, opgericht; helmdraden gelijk, vrij. Eierstok
centraal, zittend, 3-hokkig; stijl eindelingsch, met stompen
stempel; 1 eitje in elk hokje, in het midden van
den binnenhoek vastgehecht. Steenvrucht met 3-hokkige
kern en 1 zaad in elk hokje. Zaden opgericht; zaadlobben
zeer dik, ongelijk.
Boomen en heesters. Bladeren afwisselend,. zonder
steunblaadjes, even- of onevengevind; blaadjes gaafrandig,
nagenoeg tegenovergesteld. Bloemen in okselstandige en
eindelingsche, aarvormige trossen.
Aantal soorten, volgens Bentham en Hooker , 3 , in den Malei-
schen Archipel tehuisbehoorend. Volgens Miquel waren deze L .
m o n ta n a BI., L . heterolepis BI. en L . an g u stifo lia BI. Radlkofer
voegt daar bij: L . fru tescen s BI., L . confinis BI. en L . sessilifolia
BI. door Miquel alle als synoniemen van L . mon ta n a beschouwd,
e n ’vervolgens L . pallens BI., bij Miquel en Bentham en Hooker
als Scorododendron (S . pallens BI.) voorkomende, en eindelijk eene
nieuwe soort, L . hirtellus B a d lk .
17. JAG-ERA BI.
Bloemen regelmatig. Kelkbladen 3—5, in 2 rijen
dakpanswijze dekkend in den knop. Bloembladen 3-- 5,
met een aanhangsel aan weerskanten boven den nagtel.
Schijf volkomen, ringvormig. Meeldraden 8, centraal, vrij,
min of meer langharig; helmknoppen zachtharig. Eierstok
zittend, tolvormig, 3-, zelden 4-zijdig, 3—4-hokkig; stijl
kort, dik; stempel stomp, met 3—4 voren; _1 eitje in
elk hokje, klimmend van de as boven de basis. Yrucht
besvormig, ruwharig, 3—4-hokkig, van binnen onderin
als met werk bekleed; 1 zaad in elk hokje. Zaden zonder
zaadrok; zaadhuid lederachtig; kiem gekromd.
Boomen. Bladeren afwisselend, zonder steunblaadjes,
gesteeld, onevengevind, met tegenovergestelde en. afwisselende,
gezaagde blaadjes. Bloemen klein, in bundels
langs aarvormige, vertakte, okselstandige en min of meer
eindelingsche trossen.
Aantal soorten 3 of 4, in tropisch Azië, Nieuw Guinea en
Madagascar. Volgens Radlkofer komt in Nederlandsch Indië slechts
ééne soort voor, nl. J. serraia R a d lk . = /. speciosa BI. De door
Hasskarl beschreven J. gldbra is waarschijnlijk eene soort van
Elattostachys (E . verrucosa B a d lk .) en zou dus volgens de rangschikking
van Bentham en Hooker tot het geslacht Cupania
moeten gebracht worden. Zie verder over Jagera bij Cupania.
18. TRISTIRA R a d lk .
Kelkbladen 5, eivormig, lederachtig, blijvend, weinig
behaard, de twee buitenste iets kleiner dan de overige.
Bloembladen onbekend. Schijf regelmatig, gezwollen, vliezig.
Meeldraden onbekend. Vrucht niet openspringend, ellipsoid
of kogelvormig, driezijdig, 3-hokkig, aan de zijden licht